Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
doof:
- aburrido; estúpido; bobo; monótono; tedioso; tonto; lelo; imbécil; insípido; embotador; entorpecido; disparatado; insensato; simplón; disparatadamente; simplote; torpe; irrazonable; embotado; desmañado; palurdo; sin vergüenza; bruto; zote; sin respeto; fresco; rural; campesino; grosero; descarado; nacional; maleducado; incapaz; rústico; impertinente; tosco; aturdido; fastidioso; insolente; arrogante; pastoral; aldeano; desvergonzado; campestre; descortés; zafio; pastoril; de pueblo; mal educado; inhábil; mastuerzo; desfachatado; en estado natural; con desenvoltura; demasiado desenvuelto; romo; primitivo; mal criado; incivilizado; desafilado
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor doof (Duits) in het Spaans
doof:
-
doof (geistlos; blöd; langweilig; dumm; stumpfsinnig; geisttötend)
-
doof (stumpfsinnig; blöd; dumm; stumpf; geistlos; dämlich; dusselig; ätzend; geisttötend; simpel)
estúpido; entorpecido; tonto; lelo; imbécil; disparatado; bobo; insensato; simplón; disparatadamente; simplote; torpe; irrazonable; embotado-
estúpido bijvoeglijk naamwoord
-
entorpecido bijvoeglijk naamwoord
-
tonto bijvoeglijk naamwoord
-
lelo bijvoeglijk naamwoord
-
imbécil bijvoeglijk naamwoord
-
disparatado bijvoeglijk naamwoord
-
bobo bijvoeglijk naamwoord
-
insensato bijvoeglijk naamwoord
-
simplón bijvoeglijk naamwoord
-
disparatadamente bijvoeglijk naamwoord
-
simplote bijvoeglijk naamwoord
-
torpe bijvoeglijk naamwoord
-
irrazonable bijvoeglijk naamwoord
-
embotado bijvoeglijk naamwoord
-
-
doof (unverschämt; überheblich; derb; ungeschickt; ungehobelt; ungeschlacht; dreist; schwerfällig; zynisch; ungeschliffen; täppisch; frech; grob; plump; klobig; anmaßend; arrogant; ungeniert; bäuerisch; flegelhaft; unbescheiden; dörflich; tölpelhaft; grobschlächtig; zutäppisch)
desmañado; palurdo; sin vergüenza; bruto; zote; sin respeto; fresco; rural; campesino; torpe; grosero; descarado; nacional; maleducado; incapaz; rústico; impertinente; tosco; aturdido; fastidioso; insolente; arrogante; pastoral; aldeano; desvergonzado; campestre; descortés; zafio; pastoril; de pueblo; mal educado; inhábil; mastuerzo; desfachatado; en estado natural; con desenvoltura; demasiado desenvuelto-
desmañado bijvoeglijk naamwoord
-
palurdo bijvoeglijk naamwoord
-
sin vergüenza bijvoeglijk naamwoord
-
bruto bijvoeglijk naamwoord
-
zote bijvoeglijk naamwoord
-
sin respeto bijvoeglijk naamwoord
-
fresco bijvoeglijk naamwoord
-
rural bijvoeglijk naamwoord
-
campesino bijvoeglijk naamwoord
-
torpe bijvoeglijk naamwoord
-
grosero bijvoeglijk naamwoord
-
descarado bijvoeglijk naamwoord
-
nacional bijvoeglijk naamwoord
-
maleducado bijvoeglijk naamwoord
-
incapaz bijvoeglijk naamwoord
-
rústico bijvoeglijk naamwoord
-
impertinente bijvoeglijk naamwoord
-
tosco bijvoeglijk naamwoord
-
aturdido bijvoeglijk naamwoord
-
fastidioso bijvoeglijk naamwoord
-
insolente bijvoeglijk naamwoord
-
arrogante bijvoeglijk naamwoord
-
pastoral bijvoeglijk naamwoord
-
aldeano bijvoeglijk naamwoord
-
desvergonzado bijvoeglijk naamwoord
-
campestre bijvoeglijk naamwoord
-
descortés bijvoeglijk naamwoord
-
zafio bijvoeglijk naamwoord
-
pastoril bijvoeglijk naamwoord
-
de pueblo bijvoeglijk naamwoord
-
mal educado bijvoeglijk naamwoord
-
inhábil bijvoeglijk naamwoord
-
mastuerzo bijvoeglijk naamwoord
-
desfachatado bijvoeglijk naamwoord
-
en estado natural bijvoeglijk naamwoord
-
con desenvoltura bijvoeglijk naamwoord
-
demasiado desenvuelto bijvoeglijk naamwoord
-
-
doof (dörflich; grob; derb; rustik; plump; klobig; schwerfällig; ländlich; ungeschickt; ungehobelt; pfarrlich; bäuerisch; flegelhaft; ungeschliffen; tölpelhaft; pastoral; täppisch; grobschlächtig; ungeschlacht; lümmelhaft; zutäppisch)
de pueblo; campesino; grosero; rural; torpe; bruto; nacional; maleducado; incapaz; rústico; tosco; aturdido; insolente; pastoral; palurdo; aldeano; campestre; zafio; pastoril; zote; desmañado; mal educado; inhábil; mastuerzo; en estado natural-
de pueblo bijvoeglijk naamwoord
-
campesino bijvoeglijk naamwoord
-
grosero bijvoeglijk naamwoord
-
rural bijvoeglijk naamwoord
-
torpe bijvoeglijk naamwoord
-
bruto bijvoeglijk naamwoord
-
nacional bijvoeglijk naamwoord
-
maleducado bijvoeglijk naamwoord
-
incapaz bijvoeglijk naamwoord
-
rústico bijvoeglijk naamwoord
-
tosco bijvoeglijk naamwoord
-
aturdido bijvoeglijk naamwoord
-
insolente bijvoeglijk naamwoord
-
pastoral bijvoeglijk naamwoord
-
palurdo bijvoeglijk naamwoord
-
aldeano bijvoeglijk naamwoord
-
campestre bijvoeglijk naamwoord
-
zafio bijvoeglijk naamwoord
-
pastoril bijvoeglijk naamwoord
-
zote bijvoeglijk naamwoord
-
desmañado bijvoeglijk naamwoord
-
mal educado bijvoeglijk naamwoord
-
inhábil bijvoeglijk naamwoord
-
mastuerzo bijvoeglijk naamwoord
-
en estado natural bijvoeglijk naamwoord
-
-
doof (ungehobelt; unhöflich; grobschlächtig; grob; zutäppisch; dumm; unerzogen; derb; ungeschickt; flegelhaft; tölpelhaft; wild; stumpf; schroff; plump; klobig; schwerfällig; bäuerisch; ungeschliffen; täppisch; unkultiviert; ungeschlacht; lümmelhaft)
torpe; grosero; romo; maleducado; bruto; insolente; primitivo; descortés; desmañado; mal educado; mal criado; incivilizado; desafilado-
torpe bijvoeglijk naamwoord
-
grosero bijvoeglijk naamwoord
-
romo bijvoeglijk naamwoord
-
maleducado bijvoeglijk naamwoord
-
bruto bijvoeglijk naamwoord
-
insolente bijvoeglijk naamwoord
-
primitivo bijvoeglijk naamwoord
-
descortés bijvoeglijk naamwoord
-
desmañado bijvoeglijk naamwoord
-
mal educado bijvoeglijk naamwoord
-
mal criado bijvoeglijk naamwoord
-
incivilizado bijvoeglijk naamwoord
-
desafilado bijvoeglijk naamwoord
-