Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
bewegt:
- agitado; turbulento; desstrozado; deshecho; movido; emocionado; conmovido; emocional; lleno de sentimiento; sin saber controlarse; enérgico; tormentoso; con violencia; apasionado; estridente; impetuoso; vehemente; arrebatado; virulento; temperamental; encarnizado; descontrolado; tempestuoso; incontrolado; sin saber contenerse
- bewegen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor bewegt (Duits) in het Spaans
bewegt:
-
bewegt (turbulent; unruhig; ungestüm; ruhelos)
-
bewegt (betroffen; gerührt; ergriffen)
-
bewegt (berührt; ergriffen)
movido; emocionado; conmovido-
movido bijvoeglijk naamwoord
-
emocionado bijvoeglijk naamwoord
-
conmovido bijvoeglijk naamwoord
-
-
bewegt (ergriffen; betroffen; gerührt)
emocionado; emocional; conmovido-
emocionado bijvoeglijk naamwoord
-
emocional bijvoeglijk naamwoord
-
conmovido bijvoeglijk naamwoord
-
-
bewegt (gerührt; sentimental)
emocionado; movido; lleno de sentimiento; conmovido-
emocionado bijvoeglijk naamwoord
-
movido bijvoeglijk naamwoord
-
lleno de sentimiento bijvoeglijk naamwoord
-
conmovido bijvoeglijk naamwoord
-
-
bewegt (unbeherrscht; grimmig; hemmungslos; gellend; hell; hart; scharf; grob; leidenschaftlich; grell; heftig; stürmisch; hitzig; höllisch; jähzornig; temperamentvoll; klirrend; ungestüm; auffahrend)
sin saber controlarse; enérgico; tormentoso; con violencia; apasionado; agitado; estridente; impetuoso; vehemente; arrebatado; virulento; temperamental; encarnizado; descontrolado; tempestuoso; incontrolado; sin saber contenerse-
sin saber controlarse bijvoeglijk naamwoord
-
enérgico bijvoeglijk naamwoord
-
tormentoso bijvoeglijk naamwoord
-
con violencia bijvoeglijk naamwoord
-
apasionado bijvoeglijk naamwoord
-
agitado bijvoeglijk naamwoord
-
estridente bijvoeglijk naamwoord
-
impetuoso bijvoeglijk naamwoord
-
vehemente bijvoeglijk naamwoord
-
arrebatado bijvoeglijk naamwoord
-
virulento bijvoeglijk naamwoord
-
temperamental bijvoeglijk naamwoord
-
encarnizado bijvoeglijk naamwoord
-
descontrolado bijvoeglijk naamwoord
-
tempestuoso bijvoeglijk naamwoord
-
incontrolado bijvoeglijk naamwoord
-
sin saber contenerse bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bewegt:
bewegen:
-
bewegen (in Bewegung bringen; rühren; sich regen)
-
bewegen (betreffen; treffen; berühren; rühren; antun; erregen)
-
bewegen (mischen; rühren)
-
bewegen (manövrieren)
-
bewegen (umruhren; schüren; anschüren)
-
bewegen (treffen; rühren)
tomar; golpear; pegar; batir; azotar; dar golpes; comer un peón-
tomar werkwoord
-
golpear werkwoord
-
pegar werkwoord
-
batir werkwoord
-
azotar werkwoord
-
dar golpes werkwoord
-
comer un peón werkwoord
-
-
bewegen (treffen; berühren; schlagen; erregen; rühren; besiegen; betreffen; antun)
pegar; tomar; alcanzar; golpear; emocionar; dar golpes; encontrar; mover; adoptar; comer un peón; batir; azotar; revolver; conmover; tener suerte-
pegar werkwoord
-
tomar werkwoord
-
alcanzar werkwoord
-
golpear werkwoord
-
emocionar werkwoord
-
dar golpes werkwoord
-
encontrar werkwoord
-
mover werkwoord
-
adoptar werkwoord
-
comer un peón werkwoord
-
batir werkwoord
-
azotar werkwoord
-
revolver werkwoord
-
conmover werkwoord
-
tener suerte werkwoord
-
-
bewegen (erregen; aufregen; beunruhigen; schüren; anschüren)
-
bewegen (treffen; berühren; anrühren)
-
bewegen (rühren)
-
bewegen
Conjugations for bewegen:
Präsens
- bewege
- bewegst
- bewegt
- bewegen
- bewegt
- bewegen
Imperfekt
- bewegte
- bewegtest
- bewegte
- bewegten
- bewegtet
- bewegten
Perfekt
- habe bewegt
- hast bewegt
- hat bewegt
- haben bewegt
- habt bewegt
- haben bewegt
1. Konjunktiv [1]
- bewege
- bewegest
- bewege
- bewegen
- beweget
- bewegen
2. Konjunktiv
- bewegte
- bewegtest
- bewegte
- bewegten
- bewegtet
- bewegten
Futur 1
- werde bewegen
- wirst bewegen
- wird bewegen
- werden bewegen
- werdet bewegen
- werden bewegen
1. Konjunktiv [2]
- würde bewegen
- würdest bewegen
- würde bewegen
- würden bewegen
- würdet bewegen
- würden bewegen
Diverses
- beweg!
- bewegt!
- bewegen Sie!
- bewegt
- bewegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor bewegen:
Synoniemen voor "bewegen":
Wiktionary: bewegen
bewegen
Cross Translation:
-
jemanden bewegen: psychisch beeindrucken
-
die Stellung eines Gegenstandes oder eines Teils davon (auch eines Teils von sich selbst) im Raum verändern
- bewegen → dar vueltas; girar; oscilar; variar; poner en marcha; moverse; mover
-
etwas von einem Ort zum anderen schaffen
- bewegen → dar vueltas; girar; oscilar; variar; moverse; mover; poner en marcha
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bewegen | → conmover; afectar | ↔ affect — to move to emotion |
• bewegen | → moverse | ↔ move — to change place or posture; to go |
• bewegen | → mover | ↔ move — to change the place of a piece |
• bewegen | → mover | ↔ move — to cause to change place or posture; to set in motion |
• bewegen | → conmover; emocionar | ↔ move — to arouse the feelings or passions of |
• bewegen | → mover | ↔ verroeren — in beweging komen |
• bewegen | → mover | ↔ bewegen — van plaats veranderen |
• bewegen | → mover | ↔ mouvoir — déplacer, faire aller d’un lieu à un autre, mettre en mouvement. |
• bewegen | → remover; mover; conmover; emocionar | ↔ remuer — mouvoir, déplacer. |
• bewegen | → conmover; emocionar; agitar; perturbar | ↔ émouvoir — provoquer une émotion. |