Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. besudeln:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor besudeln (Duits) in het Spaans

besudeln:

besudeln werkwoord

  1. besudeln
    manchar; ensuciar

Vertaal Matrix voor besudeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manchar Flecken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ensuciar besudeln anschmieren; beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; einschmieren; flecken; kleckern; klecksen; kleksen; lästern; manschen; panschen; schmieren; schmutzen; schweinigeln; sudeln; verläumden; versauen; verschmutzen; verunreinigen
manchar besudeln abtropfen; anschmieren; auslecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; durchsickern; einschmieren; flecken; herauströpfeln; klecksen; kleksen; laufen; leicht schmutzig werden; lästern; schmieren; schmutzen; sickern; sudeln; triefen; tropfen; tröpfeln; verläumden; versauen; verschmutzen; verunreinigen

Synoniemen voor "besudeln":


Wiktionary: besudeln


Cross Translation:
FromToVia
besudeln manchar bezoedelen — vuil maken
besudeln deshonrar bezoedelen — te schande maken