Duits
Uitgebreide vertaling voor benachrichtigen (Duits) in het Spaans
benachrichtigen:
benachrichtigen werkwoord (benachrichtige, benachrichtigst, benachrichtigt, benachrichtigte, benachrichtigtet, benachrichtigt)
-
benachrichtigen (erzählen; mitteilen; schildern)
-
benachrichtigen (bekanntgeben; melden; informieren; anzeigen; mitteilen)
reportar; informar; poner en conocimiento; comunicar; hacer saber; dar informes; dar informes sobre; presentar un informe; poner al día; reportear; poner al tanto-
reportar werkwoord
-
informar werkwoord
-
poner en conocimiento werkwoord
-
comunicar werkwoord
-
hacer saber werkwoord
-
dar informes werkwoord
-
dar informes sobre werkwoord
-
presentar un informe werkwoord
-
poner al día werkwoord
-
reportear werkwoord
-
poner al tanto werkwoord
-
-
benachrichtigen (aufmerksam machen; informieren; aufklären; hinweisen; deklamieren)
hablar; informar; hacer saber; parlar; dar informes; advertir; comunicar-
hablar werkwoord
-
informar werkwoord
-
hacer saber werkwoord
-
parlar werkwoord
-
dar informes werkwoord
-
advertir werkwoord
-
comunicar werkwoord
-
-
benachrichtigen (aufmerksam machen; hinweisen; aufklären; informieren; signalisieren)
advertir; llamar la atención sobre; hacer referencia; dar informes; informar; informar acerca de-
advertir werkwoord
-
llamar la atención sobre werkwoord
-
hacer referencia werkwoord
-
dar informes werkwoord
-
informar werkwoord
-
informar acerca de werkwoord
-
-
benachrichtigen
-
benachrichtigen
enviar alerta-
enviar alerta werkwoord
-
Conjugations for benachrichtigen:
Präsens
- benachrichtige
- benachrichtigst
- benachrichtigt
- benachrichtigen
- benachrichtigt
- benachrichtigen
Imperfekt
- benachrichtigte
- benachrichtigtest
- benachrichtigte
- benachrichtigten
- benachrichtigtet
- benachrichtigten
Perfekt
- habe benachrichtigt
- hast benachrichtigt
- hat benachrichtigt
- haben benachrichtigt
- habt benachrichtigt
- haben benachrichtigt
1. Konjunktiv [1]
- benachrichtige
- benachrichtigest
- benachrichtige
- benachrichtigen
- benachrichtiget
- benachrichtigen
2. Konjunktiv
- benachrichtigte
- benachrichtigtest
- benachrichtigte
- benachrichtigten
- benachrichtigtet
- benachrichtigten
Futur 1
- werde benachrichtigen
- wirst benachrichtigen
- wird benachrichtigen
- werden benachrichtigen
- werdet benachrichtigen
- werden benachrichtigen
1. Konjunktiv [2]
- würde benachrichtigen
- würdest benachrichtigen
- würde benachrichtigen
- würden benachrichtigen
- würdet benachrichtigen
- würden benachrichtigen
Diverses
- benachrichtig!
- benachrichtigt!
- benachrichtigen Sie!
- benachrichtigt
- benachrichtigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor benachrichtigen:
Synoniemen voor "benachrichtigen":
Wiktionary: benachrichtigen
benachrichtigen
Cross Translation:
verb
-
(transitiv) jemanden von etwas in Kenntnis setzen, jemandem eine Nachricht zukommen lassen
- benachrichtigen → informar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• benachrichtigen | → avisar; informar | ↔ apprise — to notify |
• benachrichtigen | → notificar | ↔ notify — (transitive) To give (someone) notice of (something) |
• benachrichtigen | → avisar; informar | ↔ verwittigen — ~ van iemand ergens van op de hoogte brengen |
• benachrichtigen | → informar | ↔ informer — instruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose. |
• benachrichtigen | → informar | ↔ renseigner — Donner des renseignements. (Sens général). |