Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal bekleiden

Vertaal bekleiden van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. bekleiden:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor bekleiden (Duits) in het Spaans

bekleiden:

bekleiden werkwoord (bekleide, bekleidest, bekleidet, bekleidete, bekleidetet, bekleidet)

  1. bekleiden (innehaben; versehen)
    desempeñar
  2. bekleiden (polstern; beziehen; ausstatten; ankleiden)
    revestir; cubrir; decorar
  3. bekleiden (bedecken; beziehen; verkleiden; verdecken; versehen)
    cubrir; tapar; recubrir; revestir; calcar; tapizar; cumplir con; forrar
  4. bekleiden (täfeln; verkleiden)
    entablar; enmaderar; revestir de madera

Conjugations for bekleiden:

Präsens
  1. bekleide
  2. bekleidest
  3. bekleidet
  4. bekleiden
  5. bekleidet
  6. bekleiden
Imperfekt
  1. bekleidete
  2. bekleidetest
  3. bekleidete
  4. bekleideten
  5. bekleidetet
  6. bekleideten
Perfekt
  1. habe bekleidet
  2. hast bekleidet
  3. hat bekleidet
  4. haben bekleidet
  5. habt bekleidet
  6. haben bekleidet
1. Konjunktiv [1]
  1. bekleide
  2. bekleidest
  3. bekleide
  4. bekleiden
  5. bekleidet
  6. bekleiden
2. Konjunktiv
  1. bekleidete
  2. bekleidetest
  3. bekleidete
  4. bekleideten
  5. bekleidetet
  6. bekleideten
Futur 1
  1. werde bekleiden
  2. wirst bekleiden
  3. wird bekleiden
  4. werden bekleiden
  5. werdet bekleiden
  6. werden bekleiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bekleiden
  2. würdest bekleiden
  3. würde bekleiden
  4. würden bekleiden
  5. würdet bekleiden
  6. würden bekleiden
Diverses
  1. bekleid!
  2. bekleidet!
  3. bekleiden Sie!
  5. bekleidet
  6. bekleidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor bekleiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calcar Bezüge; Überzüge
cubrir Zudeckung; abdecken
tapar Stopfen; Zustopfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
calcar bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen abstechen; durchpausen; durchzeichnen; einen Gegensatz bilden
cubrir ankleiden; ausstatten; bedecken; bekleiden; beziehen; polstern; verdecken; verkleiden; versehen abblenden; abdecken; abgrenzen; abschirmen; absperren; abzäunen; anfügen; ausbügeln; bedecken; begrenzen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; bügeln; drapieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einhüllen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; glattbügeln; glätten; hinzufügen; hinüberziehen; hüllen; kamouflieren; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; umzäunen; verhüllen; verkapseln; verschleiern; zuschütten; zustecken; zustopfen; zuwerfen; überdachen; überdecken
cumplir con bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen abhören; ausforschen; ausfragen; befolgen; befragen; bewilligen; einwilligen; erlauben; geben; genehmigen; gewähren; gut heißen; gutheißen; gönnen; vergönnen; verhören; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
decorar ankleiden; ausstatten; bekleiden; beziehen; polstern aufmachen; aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; ausstatten; dekorieren; einen Orden verleihen; einkleiden; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; herausputzen; in den Ritterstand erheben; schmücken; unterscheiden; verzieren; vollenden; zieren; zum Ritter schlagen
desempeñar bekleiden; innehaben; versehen Freiden schließen; anschauen; ansehen; auseinanderhalten; ausüben; beilegen; betrachten; betreiben; gucken; gutmachen; schauen; sehen; treiben; unterscheiden; wahrnehmen
enmaderar bekleiden; täfeln; verkleiden täfeln
entablar bekleiden; täfeln; verkleiden anknöpfen
forrar bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen durchpausen; durchzeichnen; verbrämen
recubrir bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen abdecken; bedecken; durchpausen; durchzeichnen; überdachen; überdecken
revestir ankleiden; ausstatten; bedecken; bekleiden; beziehen; polstern; verdecken; verkleiden; versehen
revestir de madera bekleiden; täfeln; verkleiden
tapar bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen abdecken; abdichten; abgrenzen; abschirmen; abschliessen; absperren; abzäunen; begrenzen; dichten; isolieren; kamouflieren; schließen; sperren; stopfen; tarnen; umzäunen; verriegeln; verschleiern; verschließen; zumachen; zuschlagen; zuschütten; zusperren; zustecken; zustopfen; zuwerfen
tapizar bedecken; bekleiden; beziehen; verdecken; verkleiden; versehen durchpausen; durchzeichnen; tapezieren
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
cubrir bedecken

Synoniemen voor "bekleiden":


Wiktionary: bekleiden

Cross Translation:
FromToVia
• bekleiden → ataviar ↔ attire — to dress or garb
• bekleiden → ejercer; desempeñar ↔ bekleden — een ambt vervullen
• bekleiden → vestir; vestirse ↔ habiller — Mettre des habits à quelqu’un…
• bekleiden → revestir; enfundar; poner; sobreponer; revocar ↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
• bekleiden → vestir ↔ vêtir — habiller, couvrir d’un vêtement.

Verwante vertalingen van bekleiden







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0391 seconde
Page rendered in 1.0 seconds