Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal beklecksen

Vertaal beklecksen van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. beklecksen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beklecksen (Duits) in het Spaans

beklecksen:

beklecksen werkwoord (bekleckse, bekleckst, bekleckste, bekleckstet, bekleckst)

  1. beklecksen (beschmieren; anschmieren; verläumden; lästern)
    ensuciar; embadurnar; emborronar; manchar; pintarrajear
  2. beklecksen (manschen; beschmutzen; schweinigeln; )
    chapucear; ensuciar; ensuciarse; hacer mal

Conjugations for beklecksen:

Präsens
  1. bekleckse
  2. bekleckst
  3. bekleckst
  4. beklecksen
  5. bekleckst
  6. beklecksen
Imperfekt
  1. bekleckste
  2. bekleckstest
  3. bekleckste
  4. beklecksten
  5. bekleckstet
  6. beklecksten
Perfekt
  1. habe bekleckst
  2. hast bekleckst
  3. hat bekleckst
  4. haben bekleckst
  5. habt bekleckst
  6. haben bekleckst
1. Konjunktiv [1]
  1. bekleckse
  2. beklecksest
  3. bekleckse
  4. beklecksen
  5. bekleckset
  6. beklecksen
2. Konjunktiv
  1. bekleckste
  2. bekleckstest
  3. bekleckste
  4. beklecksten
  5. bekleckstet
  6. beklecksten
Futur 1
  1. werde beklecksen
  2. wirst beklecksen
  3. wird beklecksen
  4. werden beklecksen
  5. werdet beklecksen
  6. werden beklecksen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beklecksen
  2. würdest beklecksen
  3. würde beklecksen
  4. würden beklecksen
  5. würdet beklecksen
  6. würden beklecksen
Diverses
  1. beklecks!
  2. bekleckst!
  3. beklecksen Sie!
  5. bekleckst
  6. beklecksend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

beklecksen bijvoeglijk naamwoord

  1. beklecksen (beschmiert)
    manchado; ensuciado; emborronado

Vertaal Matrix voor beklecksen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manchar Flecken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chapucear beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen Schweinerei veranstalten; abgrenzen; abstecken; abzäunen; baggern; basteln; begaunern; begrenzen; bemogeln; beschummeln; beschwindeln; betrügen; einenWirbelschlagen; einhegen; einzäunen; festlegen; fummeln; herumbasteln; herumdoktern; herumfingern; herumkramen; herumpfuschen; neppen; pfuschen; prellen; rasseln; rauhabhobeln; schweinigeln; stümpern; sudeln; trassieren; trommeln; umzäunen; vor sich hin machen; wirbeln; übervorteilen
embadurnar anschmieren; beklecksen; beschmieren; lästern; verläumden klecksen; schmieren
emborronar anschmieren; beklecksen; beschmieren; lästern; verläumden
ensuciar anschmieren; beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; lästern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verläumden; verschmutzen; verunreinigen beschmieren; beschmutzen; besudeln; einschmieren; flecken; klecksen; kleksen; schmieren; schmutzen; sudeln; versauen; verschmutzen; verunreinigen
ensuciarse beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen abgrenzen; abstecken; abzäunen; begrenzen; einhegen; einzäunen; festlegen; fies werden; kleckern; neppen; prellen; schmieren; schmierig werden; schmutzig werden; schweinigeln; sudeln; trassieren; umzäunen; übervorteilen
hacer mal beflecken; beklecksen; beschmieren; beschmutzen; kleckern; manschen; panschen; schmieren; schweinigeln; verschmutzen; verunreinigen Schmerz tun; abgrenzen; abstecken; abzäunen; anschlagen; antun; baggern; basteln; begaunern; begrenzen; behindern; beleidigen; bemogeln; benachteiligen; beschummeln; beschwindeln; beschädigen; betrügen; düpieren; einenWirbelschlagen; einhegen; einzäunen; etwas falsch machen; festlegen; fummeln; herumbasteln; herumdoktern; herumfingern; herumkramen; herumpfuschen; kränken; lästern; neppen; pfuschen; prellen; rasseln; rauhabhobeln; schaden; schmähen; schädigen; sich schlecht benehmen; stümpern; trassieren; trommeln; umzäunen; verletzen; vor sich hin machen; wirbeln; übertölpeln; übervorteilen
manchar anschmieren; beklecksen; beschmieren; lästern; verläumden abtropfen; auslecken; beschmutzen; besudeln; durchsickern; einschmieren; flecken; herauströpfeln; klecksen; kleksen; laufen; leicht schmutzig werden; schmieren; schmutzen; sickern; sudeln; triefen; tropfen; tröpfeln; versauen; verschmutzen; verunreinigen
pintarrajear anschmieren; beklecksen; beschmieren; lästern; verläumden kalken; schmieren; tünchen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
emborronado beklecksen; beschmiert gesprenkelt; gestrichelt; getupft; getüpfelt; verkladdert; verschmutzt
ensuciado beklecksen; beschmiert fleckig; unsauber; verkladdert; verschmutzt; verunreinigt
manchado beklecksen; beschmiert fleckig; gefleckt; gesprenkelt; gestrichelt; getupft; getüpfelt; unsauber; verkladdert; verschmutzt

Synoniemen voor "beklecksen":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0561 seconde
Page rendered in 1.0 seconds