Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Zwiespalt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zwiespalt (Duits) in het Spaans

Zwiespalt:

Zwiespalt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zwiespalt (Uneinigkeit; Zwietracht; Zwiespältigkeit; Zwiedracht; Zwieträchte)
    el conflicto; la discordia
  2. der Zwiespalt (Zweifel; Bedenken; Zögern; )
    la duda
    • duda [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zwiespalt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conflicto Uneinigkeit; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte Anprall; Argument; Auseinandersetzung; Balgerei; Differenz; Diskussion; Erörterung; Fehde; Gefecht; Kampf; Kollision; Konflikt; Krach; Kämpfe; Meinungsverschiedenheit; Ringen; Ringkampf; Schlacht; Schlägerei; Spektakel; Stoß; Streit; Streitgespräch; Streitigkeit; Twist; Uneinigkeit; Wettkampf; Wortstreit; Wortwechsel; Zank; Zusammenstoß; Zwietracht
discordia Uneinigkeit; Zwiedracht; Zwiespalt; Zwiespältigkeit; Zwietracht; Zwieträchte Differenz; Mißfallen; Streit; Streitigkeit; Unbehagen; Uneinigkeit; Unfriede; Ungehaltenheit; Unlust; Unmut; Unwille; Unzufriedenheit; Verdrießlichkeit; Verstimmung; Zwiespältigkeit; Zwietracht
duda Bedenken; Schwanken; Unentschlossenheit; Unschlüssigkeit; Zweifel; Zwiespalt; Zögern Ungewißheit; Unsicherheit
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
discordia Zwietracht

Synoniemen voor "Zwiespalt":


Wiktionary: Zwiespalt

Zwiespalt
noun
  1. meist Singular: Uneinigkeit, Konflikt unter Personen