Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Zufall:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zufall (Duits) in het Spaans

Zufall:

Zufall [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zufall (Zufälligkeit)
    la casualidad; la suerte

Vertaal Matrix voor Zufall:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
casualidad Zufall; Zufälligkeit
suerte Zufall; Zufälligkeit Erfolg; Extraprofit; Gattung; Gelegenheitskauf; Gelegenheitskäufe; Glück; Glücksfall; Glücksfälle; Glückstreffer; Los des Lebens; Schicksal; Sorte; Treffer; Vermögen; Zufallstreffer; kleiner Profit; unerwarteter Vorteil; unerwartetes Glück

Synoniemen voor "Zufall":


Wiktionary: Zufall

Zufall
noun
  1. das nicht Vorhersehbare, das nicht Beabsichtigte

Cross Translation:
FromToVia
Zufall azar; suerte chance — random occurrence
Zufall riesgo hazard — chance
Zufall coincidencia; azar; casualidad toeval — een gebeurtenis of omstandigheid die vooraf niet te voorzien of niet te berekenen is geweest
Zufall acaso; azar; casualidad hasard — Fortune, sort, destin ; cas fortuit, imprévu

Verwante vertalingen van Zufall