Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Schisma:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schisma (Duits) in het Spaans

Schisma:

Schisma [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schisma (Ruptur; Spaltung)
    la ruptura
    • ruptura [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. Schisma (Glaubenskonflikt; Spaltung; Glaubensspaltung)
    el cisma; la lucha religiosa; la guerra religiosa

Vertaal Matrix voor Schisma:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cisma Glaubenskonflikt; Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung
guerra religiosa Glaubenskonflikt; Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung
lucha religiosa Glaubenskonflikt; Glaubensspaltung; Schisma; Spaltung
ruptura Ruptur; Schisma; Spaltung Abbruch; Anteil; Aufgehen; Aufriß; Bruch; Bruchteil; Deichbruch; Durchbrechen; Durchbruch; Glied; Interruption; Riß; Segment; Sprung; Stück; Teil; Teilchen; Trennung; Unterbrechung

Synoniemen voor "Schisma":

  • Kirchenspaltung

Wiktionary: Schisma


Cross Translation:
FromToVia
Schisma cisma schism — division within a religious body
Schisma cisma schism — split within Christianity
Schisma cisma schismedivision au sein d’une Église donnant naissance à une nouvelle Église.