Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal Scham

Vertaal Scham van Duits naar Spaans

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Scham:
- vergüenza; pudor; embarazo; timidez; empacho; incomodidad
Wiktionary:
- Scham → vergüenza
- Scham → vergüenza, vulva, coño

Duits

Uitgebreide vertaling voor Scham (Duits) in het Spaans

Scham:

Scham [die ~] zelfstandig naamwoord

die Scham (Schamgefühl)
la vergüenza; el pudor
- vergüenza [la ~] zelfstandig naamwoord
- pudor [el ~] zelfstandig naamwoord
die Scham (Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit; Geniertheit)
el embarazo; la timidez; el empacho; la incomodidad
- embarazo [el ~] zelfstandig naamwoord
- timidez [la ~] zelfstandig naamwoord
- empacho [el ~] zelfstandig naamwoord
- incomodidad [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Scham:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
embarazo	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit	Geniertheit; Scheu; Scheuheit; Schreckhaftigkeit; Schwangerschaften; Schüchternheit; Schüchternkeit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung; Ängstlichkeit
empacho	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit	Bangigkeit; Furcht; Geniertheit; Scheu; Scheuheit; Schreckhaftigkeit; Schüchternheit; Schüchternkeit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung; Ängstlichkeit
incomodidad	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit	Belästigung; Beschwerde; Beschwerlichkeit; Geniertheit; Krankheit; Leiden; Lästigkeit; Mißbehagen; Mißfallen; Scheu; Scheuheit; Schwierigkeit; Schüchternheit; Streit; Unannehmlichkeit; Unbehagen; Unbequemlichkeit; Uneinigkeit; Unfriede; Ungehaltenheit; Ungemach; Unlust; Unmut; Unzufriedenheit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Verstimmung; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung; Ärger; Ärgernis; Übel; Überbelästigung
pudor	Scham; Schamgefühl	Keuschheit; Unbeflecktheit
timidez	Geniertheit; Scham; Scheu; Schüchternheit; Verlegenheit; Zaghaftigkeit	Angst; Bangigkeit; Furcht; Geniertheit; Scheu; Scheuheit; Schreckhaftigkeit; Schüchternheit; Schüchternkeit; Verlegenheit; Verschlossenheit; Zaghaftigkeit; Zurückhaltung; Ängstlichkeit
vergüenza	Scham; Schamgefühl	Degradation; Degradierung; Demütigung; Erniedrigung; Herabsetzung; Rangerniedrigung; Skandal

Synoniemen voor "Scham":

Schamgefühl; Affekt; Emotion; Empfindung; Gefühl; Gefühlsbewegung; Gefühlsregung; Gespür; Regung; Sentiment; Stimmungslage
Genitalien; Intimbereich; Schambereich; Schamgegend; Schritt; Weichteile

Wiktionary: Scham

Scham

noun

angstbesetztes Empfinden, das meist durch eigenes und von anderen beobachtbares Fehlverhalten ausgelöst wird, durch das man deren Achtung zu verlieren droht
- Scham → vergüenza

Cross Translation:

From	To	Via
• Scham	→ vergüenza	↔ schaamte — eerste betekenisomschrijving
• Scham	→ vergüenza	↔ shame — uncomfortable or painful feeling
• Scham	→ vulva; coño	↔ vulva — collectively the external female sexual organs
• Scham	→ vergüenza	↔ honte — désuet\|fr déshonneur, opprobre, humiliation (ce qui est le sens étymologique et ancien).