Paß in het Spaans vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Paß:
- pasaporte; tarjeta de banco; tarjeta de garantía; paso; puerto de montaña; pasaje de montaña; pase; tarjeta; billete; billete de entrada; carnet; pasaje; documentación; cartulina; ticket; legitimación; carnet de identidad; documento de identidad; tarjeta de identidad
Wiktionary:
- Paß → tarjeta de acceso, pasaporte

Duits

Uitgebreide vertaling voor Paß (Duits) in het Spaans

Paß:

Paß [der ~] zelfstandig naamwoord

der Paß (Reisepaß; Ausweis; Ausweiskarte)
el pasaporte
- pasaporte [el ~] zelfstandig naamwoord
der Paß (Bankpaß)
la tarjeta de banco; la tarjeta de garantía
- tarjeta de banco [la ~] zelfstandig naamwoord
- tarjeta de garantía [la ~] zelfstandig naamwoord
der Paß (Gebirgspaß; Bergpaß)
el paso; el puerto de montaña; el pasaje de montaña; el pase
- paso [el ~] zelfstandig naamwoord
- puerto de montaña [el ~] zelfstandig naamwoord
- pasaje de montaña [el ~] zelfstandig naamwoord
- pase [el ~] zelfstandig naamwoord
der Paß (Ausweis)
la tarjeta; el pase; el billete; el billete de entrada; el paso; el carnet; el pasaje; la documentación; la cartulina; el ticket; la legitimación; el carnet de identidad; el documento de identidad; la tarjeta de identidad
- tarjeta [la ~] zelfstandig naamwoord
- pase [el ~] zelfstandig naamwoord
- billete [el ~] zelfstandig naamwoord
- billete de entrada [el ~] zelfstandig naamwoord
- paso [el ~] zelfstandig naamwoord
- carnet [el ~] zelfstandig naamwoord
- pasaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- documentación [la ~] zelfstandig naamwoord
- cartulina [la ~] zelfstandig naamwoord
- ticket [el ~] zelfstandig naamwoord
- legitimación [la ~] zelfstandig naamwoord
- carnet de identidad [el ~] zelfstandig naamwoord
- documento de identidad [el ~] zelfstandig naamwoord
- tarjeta de identidad [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Paß:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
billete	Ausweis; Paß	Banknote; Eintrittskarte; Geldschein; Karte; Platzkarte
billete de entrada	Ausweis; Paß	Eintrittskarte; Karte; Platzkarte
carnet	Ausweis; Paß	Eintrittskarte; Karte; Platzkarte
carnet de identidad	Ausweis; Paß	Ausweis; Ausweiskarte; Eintrittskarte; Karte; Lichtbildausweis; Personalausweis; Platzkarte
cartulina	Ausweis; Paß
documentación	Ausweis; Paß	Dokumentation
documento de identidad	Ausweis; Paß	Ausweis; Ausweiskarte; Eintrittskarte; Karte; Lichtbildausweis; Personalausweis; Platzkarte
legitimación	Ausweis; Paß	Ausweis; Ausweiskarte; Eintrittskarte; Gesetzmäßigkeit; Karte; Legitimität; Lichtbildausweis; Personalausweis; Platzkarte
pasaje	Ausweis; Paß	Durchgang; Fahrt; Flur; Fußgängerbrücke; Fußgängerübergang; Fußgängerübergänge; Fußgängerüberweg; Fußwanderung; Gabelung; Gang; Gasse; Gänge; Korridor; Kreuzung; Kreuzungsstelle; Mischung; Passage; Passus; Reise; Seereise; Stelle; Straßenkreuzung; Tour; Überfahrt; Übergangsstelle
pasaje de montaña	Bergpaß; Gebirgspaß; Paß
pasaporte	Ausweis; Ausweiskarte; Paß; Reisedokument; Reisepaß	Reisepass; Reisepaß
pase	Ausweis; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß	Autorisation; Begleitzettel; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Freibrief; Genehmigung; Lizenz; Schankkonzession; Schritt; Tritt; Vollmacht; Zulassung
paso	Ausweis; Bergpaß; Gebirgspaß; Paß	Bewilligung; Dickte; Durchfahrt; Durchgang; Durchreise; Durchzug; Fahrrinne; Fahrwasser; Feldweg; Furche; Fußstapfen; Galopp; Gang; Gang eines Pferdes; Gasse; Genehmigung; Gänge; Haustürnische; Korridor; Passage; Rinne; Schritt; Strecke; Teilstrecke; Trab; Tritt; Tür; Zulassung
puerto de montaña	Bergpaß; Gebirgspaß; Paß
tarjeta	Ausweis; Paß	Glückwunschkarte; Karte; Postkarte
tarjeta de banco	Bankpaß; Paß
tarjeta de garantía	Bankpaß; Paß
tarjeta de identidad	Ausweis; Paß	Ausweis; Ausweiskarte; Eintrittskarte; Karte; Lichtbildausweis; Personalausweis; Platzkarte
ticket	Ausweis; Paß	Eintrittskarte; Karte; Platzkarte

Wiktionary: Paß

Cross Translation:

From	To	Via
• Paß	→ tarjeta de acceso	↔ keycard — plastic card
• Paß	→ pasaporte	↔ passeport — administration\|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.

Remove Ads

Vertaal Paß van Duits naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor Paß (Duits) in het Spaans

Paß:

Paß [der ~] zelfstandig naamwoord

der Paß (Reisepaß; Ausweis; Ausweiskarte)

der Paß (Bankpaß)

der Paß (Gebirgspaß; Bergpaß)

der Paß (Ausweis)

Vertaal Matrix voor Paß:

Wiktionary: Paß