Nummer in het Spaans vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Nummer:
- número; número de orden; cifra; nota; atracción; diversión; capítulo; episodio
Wiktionary:
- Nummer → número
- Nummer → número

Duits

Uitgebreide vertaling voor Nummer (Duits) in het Spaans

die Nummer
el número
- número [el ~] zelfstandig naamwoord
die Nummer (Folgenummer)
el número de orden
- número de orden [el ~] zelfstandig naamwoord
die Nummer (Rangnummer; Ziffer; Zahl)
el número; la cifra; la nota
- número [el ~] zelfstandig naamwoord
- cifra [la ~] zelfstandig naamwoord
- nota [la ~] zelfstandig naamwoord
die Nummer (Attraktion)
la atracción; la diversión
- atracción [la ~] zelfstandig naamwoord
- diversión [la ~] zelfstandig naamwoord
die Nummer (Episode; Folge; Ausgabe)
el capítulo; el episodio
- capítulo [el ~] zelfstandig naamwoord
- episodio [el ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
atracción	Attraktion; Nummer	Anmut; Anziehung; Attraktion; Aufsehen; Bezauberung; Charme; Grazie; Lieblichkeit; Liebreiz; Magnetismus; Reiz; Scharm; Verführung; Verlockendheit; Versuchung; Zauber
capítulo	Ausgabe; Episode; Folge; Nummer	Inhalt eines Buches; Kapitel; Köpfe; Rubrik; Schlagzeile; Thema; Thema eines Buches; Titel; Überschrift
cifra	Nummer; Rangnummer; Zahl; Ziffer	Anzahl; Kodieren; Menge; Numerus; Quantität; Quantum; Zahl
diversión	Attraktion; Nummer	Ausgelassenheit; Eifer; Entspannung; Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Hilarität; Hingabe; Jubel; Jux; Keckheid; Keckheit; Lebhaftigkeit; Leidenschaft; Lust; Lustigkeit; Munterkeit; Narrheit; Passion; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Trieb; Ulk; Unsinn; Unterhaltung; Vergnügen; Verrücktheit; Zerstreutheit
episodio	Ausgabe; Episode; Folge; Nummer	Kapitel
nota	Nummer; Rangnummer; Zahl; Ziffer	Anmerkung; Aufzeichnung; Beurteilung; Eintragung; Faktur; Geschäftsnotiz; Kritzelei; Note; Notiz; Rechnung; Schmiererei
número	Nummer; Rangnummer; Zahl; Ziffer	Anzahl; Menge; Numerus; Quantität; Quantum; Rufnummernanzeige; Schulnote; Zahl; Zensur; Ziffer
número de orden	Folgenummer; Nummer

Kennziffer; Menge; Nr.; Vielheit; Zahl; Ziffer
Akt; Begattung; Beischlaf; Bumsen; Coitus; Fick; Geschlechtsakt; Geschlechtsverkehr; Kohabitation; Koitus; Kopulation; Liebesakt; Pimpern; Poppen; Schäferstündchen; Sex; Verkehr; Vögeln; Aktion; Handlung; Operation; Tat

Nummer

noun

eine künstlerische Darbietung (Musikstück, Zirkusnummer, Sketch und so weiter) als Teil eines Programms
- Nummer → número
meist als Abkürzung „Nr.“ vorangestelltes Vorsatzwort, um eine Kardinalzahl als Ordinalzahl zu verwenden
- Nummer → número
einem (nummerierten) Gegenstand oder einer (nummerierten) Person zugeordnete Zahl, die die Position in einer Reihenfolge ausdrückt (logisch eine Ordnungszahl, sprachlich aber eine Kardinalzahl)
- Nummer → número

Cross Translation:

From	To	Via
• Nummer	→ número	↔ number — numeral
• Nummer	→ número	↔ number — used to show the rank of something in a list or sequence
• Nummer	→ número	↔ nummer — een aanduiding met een getal
• Nummer	→ número	↔ numéro — identifiant alphanumérique ou purement numérique qu’on mettre sur quelque chose et qui servir à la reconnaître.