Duits

Uitgebreide vertaling voor Landsitz (Duits) in het Spaans

Landsitz:

Landsitz [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Landsitz (Landgut)
    la hacienda; el bienes; el inmuebles; el predio; la propiedad; el rancho; la finca rústica; la propiedad en tierras
  2. der Landsitz (Landgut)
    el bienes exteriores
  3. der Landsitz (Immobilien; Gebäude; Haus; )
    el inmuebles

Vertaal Matrix voor Landsitz:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bienes Landgut; Landsitz Besitz; Besitztum; Besitztümer; Dinge; Dinger; Eigentum; Güter; Inventar; Sachen; Zeug
bienes exteriores Landgut; Landsitz
finca rústica Landgut; Landsitz
hacienda Landgut; Landsitz Hazienda; Reichtum; Vermögen
inmuebles Gebäude; Grundbesitz; Grundstück; Gut; Güter; Haus; Hof; Häuser; Höfe; Immobilien; Landgut; Landsitz
predio Landgut; Landsitz
propiedad Landgut; Landsitz Besitz; Besitztum; Besonderheit; Charakterbeschreibung; Charaktereigenschaft; Charakterisierung; Charakteristik; Charakterschilderung; Charakterskizze; Eigenart; Eigenschaft; Eigentum; Einschläge; Recht; Spur
propiedad en tierras Landgut; Landsitz
rancho Landgut; Landsitz Bruchbude; Hütte; Kabuff; Scheune; Stall; Verschlag; kleine Schäferhütte

Synoniemen voor "Landsitz":