Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal Hotel

Vertaal Hotel van Duits naar Spaans

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Hotel:
- hotel; habitación; hostal; empresa hotelera; casa de huéspedes; pensión; internado; pensiones; casa de pupilos
Wiktionary:
- Hotel → hotel
- Hotel → hotel, albergue

Duits

Uitgebreide vertaling voor Hotel (Duits) in het Spaans

Hotel:

Hotel [das ~] zelfstandig naamwoord

Hotel (Gasthof; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe; Gästezimmer; Gastzimmer; Fremdenzimmer)
el hotel; la habitación; el hostal; la empresa hotelera; la casa de huéspedes; la pensión; el internado
- hotel [el ~] zelfstandig naamwoord
- habitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- hostal [el ~] zelfstandig naamwoord
- empresa hotelera [la ~] zelfstandig naamwoord
- casa de huéspedes [la ~] zelfstandig naamwoord
- pensión [la ~] zelfstandig naamwoord
- internado [el ~] zelfstandig naamwoord
Hotel (Pension; Gasthof; Gästezimmer; Gastzimmer; Fremdenzimmer; Hotelbetrieb)
la pensión; la casa de huéspedes; la pensiones; la habitación; la casa de pupilos
- pensión [la ~] zelfstandig naamwoord
- casa de huéspedes [la ~] zelfstandig naamwoord
- pensiones [la ~] zelfstandig naamwoord
- habitación [la ~] zelfstandig naamwoord
- casa de pupilos [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hotel:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
casa de huéspedes	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe; Pension	Gasthaus; Gastwirtschaft; Pension
casa de pupilos	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Pension
empresa hotelera	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe	Hotelbetrieb; Hotelgewerbe; Hotelwesen
habitación	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe; Pension	Akkommodation; Bewohnung; Bleibe; Gebäude; Haus; Häuser; Logis; Obdach; Quartier; Schoß; Unterkommen; Unterkunft; Wohnraumbeschaffung; Wohnung
hostal	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe	Hotelbetrieb
hotel	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe	Hotelbetrieb
internado	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe	Internat; Internatsschule; Pension; Pensionat
pensiones	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Pension
pensión	Fremdenzimmer; Gasthof; Gastzimmer; Gästezimmer; Hotel; Hotelbetrieb; Hotelgewerbe; Pension	Arbeitsunfähigkeitsrente; Kostgeld; Leibrente; Pension; Rente; jährliche Zuwendung

Synoniemen voor "Hotel":

Bettenburg; Gasthaus; Gasthof; Pension; Bleibe; Herberge; Unterkunft

Wiktionary: Hotel

Hotel

noun

Beherbergungsbetrieb, der neben Raum zur Unterbringung, Verpflegung und Aufenthalt von Gast auch über eine Rezeption verfügt
- Hotel → hotel

Cross Translation:

From	To	Via
• Hotel	→ hotel; albergue	↔ hôtel — Établissement d’hébergement