Hauswirt in het Spaans vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Hauswirt:
- portero; conserje; dueño de una casa; propietario; guardador; dueño; patrón
Wiktionary:
- Hauswirt → casero, propietario de uns casa
- Hauswirt → terrateniente, arrendatario, casero

Duits

Uitgebreide vertaling voor Hauswirt (Duits) in het Spaans

der Hauswirt (Pförtner; Hausmeister; Portier; Hauswart; Schließer; Schlag)
el portero; el conserje; el dueño de una casa; el propietario; el guardador; el dueño
- portero [el ~] zelfstandig naamwoord
- conserje [el ~] zelfstandig naamwoord
- dueño de una casa [el ~] zelfstandig naamwoord
- propietario [el ~] zelfstandig naamwoord
- guardador [el ~] zelfstandig naamwoord
- dueño [el ~] zelfstandig naamwoord
der Hauswirt (Vermieter; Wirt; Zimmervermieter)
el patrón
- patrón [el ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
conserje	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Aufseher; Bediente; Diener; Geselle; Gestalt; Hausdiener; Hausmeister; Hecht; Herr; Kammerdiener; Kerl; Knecht; Mann; Portier; Praktikant amm Universität; Stallknecht; Verwahrer; Wächter; Wärter; Zimmervermieter; Zimmerwirt
dueño	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Freiherr; Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Junker; König; Landjunker; Verleier; Vermieter
dueño de una casa	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Zimmervermieter; Zimmerwirt
guardador	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Verwahrer
patrón	Hauswirt; Vermieter; Wirt; Zimmervermieter	Beispiel; Cafébesitzer; Chef; Dessin; Entwurf; Exempel; Exemplar; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Kneipenbesitzer; Kommandoflagge; Master; Modell; Motiv; Muster; Oberhaupt; Probe; Schankwirt; Schnitt; Schnittmuster; Topfrau; Topmann; VIP; Vorbild; Vorgesetzte; Vorsteher; Wirt; Zeichnung
portero	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Aufseher; Hausmeister; Portier; Torhüter; Torwart; Torwächter; Wächter; Wärter
propietario	Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer	Besitzer; Besitzerin; Eigentümer; Eigentümerin; Grundbesitzer; Grundherr; Inhaber; Inhaberin; Landeigentümer; Lizenzinhaber; Zimmervermieter; Zimmerwirt

Hauswirt

noun

der Eigentümer oder Besitzer eines Hauses, der Wohnungen in diesem Haus vermietet
- Hauswirt → casero; propietario de uns casa

Cross Translation:

From	To	Via
• Hauswirt	→ terrateniente; arrendatario; casero	↔ landlord — person who owns and rents land such as a house, apartment, or condo