Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Haushalt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Haushalt (Duits) in het Spaans

Haushalt:

Haushalt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Haushalt (Budget; Etat)
    el presupuesto

Vertaal Matrix voor Haushalt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
presupuesto Budget; Etat; Haushalt Angebot; Berechnung; Bewertung; Budget; Einschätzung; Haushaltsplan; Kalkulation; Mutmaßung; Preisangebot; Schätzung; Taxation; Taxierung; Vermutung; Wertung

Synoniemen voor "Haushalt":


Wiktionary: Haushalt

Haushalt
noun
  1. Personengruppe, die zu [1a] gehört
  2. -

Cross Translation:
FromToVia
Haushalt presupuesto budget — amount of money or resources
Haushalt presuuesto budget — itemized summary of intended expenditure
Haushalt familia; hogareños; casa; séquito; huéspedes household — those living in the same residence
Haushalt presupuesto begroting — raming van de te maken uitgaven voor de komende tijd

Verwante vertalingen van Haushalt