Gesamtheit in het Spaans vertaald uit het Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Gesamtheit:
- estado completo; todo; unidad; totalidad; total; costumbre; hábito; generalidad; uso corriente; aceptación general
Wiktionary:
- Gesamtheit → conjunto, globalidad, todo, totalidad

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gesamtheit (Duits) in het Spaans

Gesamtheit:

Gesamtheit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Gesamtheit (Vollzähligkeit; Vollständigkeit)
el estado completo; el todo; la unidad; la totalidad; el total
- estado completo [el ~] zelfstandig naamwoord
- todo [el ~] zelfstandig naamwoord
- unidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- totalidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- total [el ~] zelfstandig naamwoord
die Gesamtheit (Gültigkeit; Allgemeinheit; Gewohnheit; Sitte; Gepflogenheit; Angewohnheit)
la costumbre; el hábito; la generalidad; el uso corriente; la aceptación general
- costumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
- hábito [el ~] zelfstandig naamwoord
- generalidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- uso corriente [el ~] zelfstandig naamwoord
- aceptación general [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gesamtheit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aceptación general	Allgemeinheit; Angewohnheit; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewohnheit; Gültigkeit; Sitte	Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Sitte; Tradition; Volksbrauch; Volkssitte
costumbre	Allgemeinheit; Angewohnheit; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewohnheit; Gültigkeit; Sitte	Angewohnheit; Anwendung; Benutzung; Brauch; Bräuche; Gebrauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Sitte; Sitten; Tradition; Verwendung; Volksbrauch; Volkssitte
estado completo	Gesamtheit; Vollständigkeit; Vollzähligkeit
generalidad	Allgemeinheit; Angewohnheit; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewohnheit; Gültigkeit; Sitte	Allgemeine
hábito	Allgemeinheit; Angewohnheit; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewohnheit; Gültigkeit; Sitte	Angewohnheit; Anwendung; Benutzung; Brauch; Gebrauch; Gepflogenheit; Gewand; Gewohnheit; Handhabung; Hantieren; Kirchengewand; Kirchenmantel; Kutte; Nutzung; Sitte; Tradition; Verwendung; Verwertung; Volksbrauch; Volkssitte
todo	Gesamtheit; Vollständigkeit; Vollzähligkeit
total	Gesamtheit; Vollständigkeit; Vollzähligkeit	Gesamtbetrag; Gesamtbeträge; Gesamtzahl; Hauptsumme
totalidad	Gesamtheit; Vollständigkeit; Vollzähligkeit	Fülle; Völle
unidad	Gesamtheit; Vollständigkeit; Vollzähligkeit	Abteilung; Armeegruppe; Bestandteil; Diskettenlaufwerk; Einheit; Einheitlichkeit; Einhelligkeit; Einigkeit; Eintracht; Geschäftsstelle; Gleichartigkeit; Gleichförmigkeit; Homogenität; Körperteil; Laufwerk; Mitglied; Sektion; Uniformität; Ähnlichkeit
uso corriente	Allgemeinheit; Angewohnheit; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewohnheit; Gültigkeit; Sitte	Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Sitte; Tradition; Volksbrauch; Volkssitte
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
todo		alle; alles; ganz; ganze; gesamt; gänzlich; jede; komplett; total; vollkommen; vollständig; völlig; völlige
total		absolut; fehlerfrei; ganz; ganz und gar; gesamt; gründlich; gänzlich; heil; intakt; integral; komplett; schief; total; unbeschädigt; ungeteilt; verkehrt; vollkommen; vollständig; vollzählig; vortrefflich; völlig

Synoniemen voor "Gesamtheit":

Palette; Spektrum; Summe; Vielfalt
Vollständigkeit

Wiktionary: Gesamtheit

Gesamtheit

noun

das Ganze, das Gesamte, die Gemeinschaft einer Gruppe
- Gesamtheit → conjunto; globalidad; todo; totalidad

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal Gesamtheit van Duits naar Spaans

Uitgebreide vertaling voor Gesamtheit (Duits) in het Spaans

Gesamtheit:

Gesamtheit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Gesamtheit (Vollzähligkeit; Vollständigkeit)

die Gesamtheit (Gültigkeit; Allgemeinheit; Gewohnheit; Sitte; Gepflogenheit; Angewohnheit)

Vertaal Matrix voor Gesamtheit:

Synoniemen voor "Gesamtheit":

Wiktionary: Gesamtheit