Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor Gast (Duits) in het Spaans
Gast:
-
der Gast (Eingeladene; Gäste; Besuch; Logiergast; Besucher; Hausgast; Tischgast)
-
der Gast (Besucher; Gäste; Logiergast; Hausgast; Eingeladene; Besuch)
-
der Gast (Passagier; Reisende; Flugreisende; Insasse; Fluggast)
-
der Gast
Vertaal Matrix voor Gast:
Synoniemen voor "Gast":
Wiktionary: Gast
Gast
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Gast | → huésped | ↔ guest — recipient of hospitality |
• Gast | → visita | ↔ visitor — guest |
• Gast | → huésped | ↔ gast — wie ergens ontvangen, verwelkomd of op een bijzondere wijze behandeld wordt |
• Gast | → huésped; convidado | ↔ convive — Personne qui se trouver à un repas avec d’autres. |