Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal Brüche

Vertaal Brüche van Duits naar Spaans

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Brüche:
- fracciones; romper; quebrar; romperse; quebrarse; resquebrajarse; rupturas

Duits

Uitgebreide vertaling voor Brüche (Duits) in het Spaans

Brüche:

Brüche [die ~] zelfstandig naamwoord

die Brüche (Bruchstellen)
la fracciones
- fracciones [la ~] zelfstandig naamwoord
die Brüche
el romper; el quebrar; el romperse; el quebrarse; el resquebrajarse
- romper [el ~] zelfstandig naamwoord
- quebrar [el ~] zelfstandig naamwoord
- romperse [el ~] zelfstandig naamwoord
- quebrarse [el ~] zelfstandig naamwoord
- resquebrajarse [el ~] zelfstandig naamwoord
die Brüche
la rupturas
- rupturas [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Brüche:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fracciones	Bruchstellen; Brüche
quebrar	Brüche
quebrarse	Brüche
resquebrajarse	Brüche
romper	Brüche	Abbruch; Abreißen; Abriß; Demontage; Verschrottung; Zerreißen; Zerstörung
romperse	Brüche
rupturas	Brüche	Schismen; Spaltungen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
quebrar		abbrechen; abreißen; anbrechen; aufbrechen; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; aufspringen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; beenden; bersten; beschädigen; brechen; einwerfen; entbinden; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; entzwei gehen; entzwei reißen; freilassen; in Stücke brechen; kaputt gehen; kaputtgehen; kaputtmachen; knacken; lösen; platzen; sabotieren; scheiden; trennen; unterbrechen; vorsätzlich kaputtmachen; zerbrechen; zerlegen; zerreißen; zerstören
quebrarse		beeinträchtigen; beschädigen; entzweireißen; zerbrechen; zerschlagen; zertrümmern
resquebrajarse		aufspringen; bersten; explodieren; platzen; zerspringen
romper		abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; anbrechen; aufbrechen; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; aufreißen; aufspringen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; ausschalten; beenden; bersten; beschädigen; brechen; demolieren; den Hals umdrehen; einbrechen; einhauen; einschlagen; einstampfen; einwerfen; entbinden; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entweihen; entwirren; entzwei gehen; entzwei reißen; erdrücken; erledigen; feinmachen; feinmahlen; fertigmachen; freilassen; in Stücke brechen; kaput machen; kaputt gehen; kaputtmachen; kaputtschlagen; knistern; liquidieren; losreißen; lösen; niederreißen; platzen; prasseln; ruinieren; sabotieren; scheiden; trennen; umstossen; unterbrechen; verderben; verheeren; vernichten; verreiben; verschrotten; verwüsten; vorsätzlich kaputtmachen; walzen; wegreißen; zehren; zerbrechen; zerfetzen; zerkleinern; zerlegen; zermahlen; zermalmen; zerquetschen; zerreißen; zerschlagen; zerschmeissen; zerschmettern; zerspringen; zerstören; zertrümmern
romperse		aufgehen; beeinträchtigen; beschädigen; durchstoßen; entzweireißen; forcieren; knacken; zerbrechen; zerschlagen; zerspringen in kleine Stückchen; zertrümmern

Synoniemen voor "Brüche":

Auseinandersetzung; Differenzen; Dispute; Querelen; Reibereien; Schererei; Streitigkeiten; Zerwürfnisse

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Brüche