Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal Bandit

Vertaal Bandit van Duits naar Spaans

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Bandit:
- bandido; canalla; bandolero; gamberro; granuja; bribón; malvado
Wiktionary:
- Bandit → bandolero, bandido
- Bandit → bandido, pandillero, gángster, marero, gangster, gánster, canalla, granuja, cretino

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bandit (Duits) in het Spaans

Bandit:

Bandit [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bandit (Übeltäter; Bösewicht; Unhold; Lump; Frevler)
el bandido; el canalla; el bandolero; el gamberro; el granuja; el bribón; el malvado
- bandido [el ~] zelfstandig naamwoord
- canalla [el ~] zelfstandig naamwoord
- bandolero [el ~] zelfstandig naamwoord
- gamberro [el ~] zelfstandig naamwoord
- granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
- bribón [el ~] zelfstandig naamwoord
- malvado [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bandit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bandido	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Gangster
bandolero	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Angreifer; Straßenräuber; Wegelagerer
bribón	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Bankert; Bastard; Bengel; Ekel; Erzlügner; Ferkel; Flegel; Frechdachs; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Grobian; Halbblütige; Halunke; Hundsfötter; Iltis; Kriminelle; Lausbub; Lausbube; Lausejunge; Lump; Lümmel; Mißgestalt; Nichtsnutz; Possenreißer; Racker; Rüpel; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Scheusal; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Widerling; geriebeneKerl; häßliche Kerl; Übeltäter
canalla	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Ausschuß; Brut; Canaille; Chaos; Durcheinander; Ekel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Gesindel; Halunke; Iltis; Kanaille; Kram; Krempel; Kriminelle; Lausbub; Lausbube; Lump; Lumpengesindel; Miststück; Mistweib; Mißgestalt; Mob; Nichtsnutz; Pack; Plunder; Pöbel; Racker; Sammelsurium; Sauwirtschaft; Schalk; Schelm; Scherzbold; Scheusal; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schund; Schurke; Sippschaft; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Weibsstück; hinterlistige Person; häßliche Kerl; Übeltäter
gamberro	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Anführer; Anführerin; Anstifter; Aufhetzer; Aufhetzerin; Aufständische; Aufständischer; Aufwiegler; Bauer; Bengel; Dreckskerl; Ekel; Fittich; Flegel; Frechdachs; Gauner; Grobian; Halbstarke; Halunke; Krachmacher; Lausbube; Lausejunge; Lump; Lärmmacher; Lümmel; Meuterer; Prolet; Rabatzmacher; Rabauke; Racker; Rebell; Rädelsführer; Rülpser; Rüpel; Schelm; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Sprücheklopfer; Stiesel; Straßenjunge; Strolch; Störenfried; Taugenichts; Tölpel; Wandale; Wichtigtuer; elender Kerl; grobePerson; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl
granuja	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Bauer; Bauernlümmel; Bauerntölpel; Bengel; Dreckskerl; Ekel; Fittich; Flegel; Frechdachs; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Grobian; Halunke; Hundsfott; Kriminelle; Lausbub; Lausbube; Lausejunge; Lump; Lumpenkerl; Lümmel; Nichtsnutz; Prolet; Racker; Rotznase; Rülpser; Rüpel; Sack; Schalk; Schalke; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Stiesel; Straßenjunge; Strolch; Taugenichts; Tölpel; Verbrecher; blöder Sack; elender Kerl; grobePerson; ungehobelte Klotz; ungeschliffene Kerl; Übeltäter
malvado	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Schuft; Schurke; hinterlistige Person
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
canalla		abgefeimt; alltäglich; ausgekocht; banal; bösartig; böse; doppelzüngig; durchtrieben; dürftig; einfach; falsch; fühllos; gehässig; gemein; gerieben; gering; gerissen; geschliffen; gewandt; gewichst; glatt; gängig; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; kleinlich; landläufig; listig; mies; niederträchtig; raffiniert; schamlos; schlau; schmählich; schuftig; schurkisch; teuflisch; tückisch; verrucht; verräterisch; verschlagen; verstohlen; winzig
malvado		arg; armselig; bösartig; böse; demonisch; diabolisch; doppelzüngig; dürftig; falsch; gebrechlich; handelen mit schlechten Gedanken; hinfällig; hinterlistig; karg; kärglich; minderwertig; niedrig; satanisch; schlecht; schlimm; schwach; schäbig; teuflisch; tückisch; ungenügend; untergeordnet; unzureichend; zornig; zweitklassig; zweitrangig; ärmlich; übel

Synoniemen voor "Bandit":

Galgenstrick; Gangster; Ganove; Halunke; Verbrecher; Gesetzesbrecher; Krimineller; schwerer Junge; Straftäter; Täter

Wiktionary: Bandit

Bandit

noun

Verbrecher, Straßenräuber, der meist einer kriminellen Gruppe angehört
- Bandit → bandolero; bandido

Cross Translation:

From	To	Via
• Bandit	→ bandido	↔ bandit — one who robs others
• Bandit	→ pandillero; gángster; marero; gangster; gánster	↔ gangster — street gang member
• Bandit	→ bandido	↔ bandiet — een schurk of misdadiger
• Bandit	→ canalla; granuja	↔ canaille — péjoratif\|fr (term, Collectif) vil populace.
• Bandit	→ canalla; granuja; cretino	↔ gredin — Personne malfaisante, dénuée de toute valeur morale, ne méritant aucune considération.