Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Autobus:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Autobus (Duits) in het Spaans

Autobus:

Autobus [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Autobus (Bus; Omnibus)
    el autobús; el coche de viaje; el autocar
  2. der Autobus (Omnibus; Reisebus; Bus)
    el ómnibus; el autobús; el autocar

Vertaal Matrix voor Autobus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autobús Autobus; Bus; Omnibus; Reisebus Omnibus; Reisebus; Stadtbus
autocar Autobus; Bus; Omnibus; Reisebus Reisebus; Tourenwagen
coche de viaje Autobus; Bus; Omnibus Reisebus
ómnibus Autobus; Bus; Omnibus; Reisebus

Synoniemen voor "Autobus":


Wiktionary: Autobus

Autobus
noun
  1. Kraftfahrzeug zum Transport von vielen (neun bis hundertfünfzig) Personen

Cross Translation:
FromToVia
Autobus autobús autobus — een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers