Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Aufstapeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufstapeln (Duits) in het Spaans

Aufstapeln:

Aufstapeln [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Aufstapeln (Stapeln)
    el aumento; la acumulación

Vertaal Matrix voor Aufstapeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acumulación Aufstapeln; Stapeln Anhäufen; Anhäufung; Ansammeln; Ansammlung; Aufhäufung; Erhöhen; Haufen; Häufung; Kapitalbildung; Kapitalbildung/Zusammenfassung; Kumulation; Masse; Menge; Stapel; Stau; Stoß; Verkehrsstauung; Zusammenrottung
aumento Aufstapeln; Stapeln Abheben; Anhäufen; Ansammeln; Ansteigen; Ansteigung; Anwachsen; Aufgehen; Aufwertung; Ausbreitung; Ausdehnung; Beibezahlung; Erhöhen; Erhöhung; Erweiterung; Expansion; Geldaufwertung; Geschwulst; Knoten; Lagerzugang; Steigen; Tumor; Vergrößerung; Wachstum; Zugang; Zunahme; Zuwachs
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
aumento Sprung; Steigung

Synoniemen voor "Aufstapeln":

  • Abheften; Ablage; Ablagekasten; Ablagerung; Ablegen; Kellern