Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Anstiften:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Anstiften (Duits) in het Spaans

Anstiften:

Anstiften [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Anstiften
    el instigar; el estimular
  2. Anstiften (Anstiftung)
    la instigación; la incitación

Vertaal Matrix voor Anstiften:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estimular Anstiften Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
incitación Anstiften; Anstiftung Anfeuern; Anregen; Anregung; Anreiz; Ansporn; Anspornen; Anspornung; Anstoß; Antreiben; Ermunterung; Ermutigung; Impuls; Purren; Reiz; Stimulanz; Stochern; Triebkraft
instigación Anstiften; Anstiftung Anregung; Anreiz; Ansporn; Anstiftung; Anstoß; Aufschwung; Aufstieg; Ermutigung; Impuls; Purren; Stimulanz; Stochern
instigar Anstiften
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estimular anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpeitschen; aufpolieren; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; aufwiegeln; aufwinden; bejauchzen; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; erwecken; feiern; fördern; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; jemand motivieren; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; kitzeln; knuddeln; komplimentieren; kosen; motivieren; prickeln; provozieren; provuzieren; reizen; schmeicheln; schüren; stimulieren; unterstützen; veranlassen; verbessern; verursachen; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
instigar anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; anstiften; antreiben; aufhetzen; aufmuntern; aufpeitschen; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufschüren; aufstacheln; aufwecken; aufwiegeln; beeilen; bejauchzen; brennen; eilen; erinnern; ermuntern; ermutigen; erwecken; feiern; fördern; hasten; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; hetzen; in Erinnerung bringen; jagen; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; komplimentieren; mit Nchdruck daran erinnern; motivieren; provozieren; provuzieren; reizen; schüren; sich beeilen; sputen; stimulieren; unterstützen; veranlassen; verursachen; wetzen; zujauchzen; zujubeln; zusprechen