Anmarsch in het Spaans vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Anmarsch:
- acercamiento; aproximación; avance; marcha hacia adelante; marcha; camino a pie

Duits

Uitgebreide vertaling voor Anmarsch (Duits) in het Spaans

der Anmarsch (Anzug)
el acercamiento; la aproximación; el avance; la marcha hacia adelante
- acercamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- aproximación [la ~] zelfstandig naamwoord
- avance [el ~] zelfstandig naamwoord
- marcha hacia adelante [la ~] zelfstandig naamwoord
der Anmarsch (Anzug)
el acercamiento; la aproximación
- acercamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- aproximación [la ~] zelfstandig naamwoord
der Anmarsch (Aufmarsch; Vormarsch; Marsch)
el avance; la marcha; la marcha hacia adelante; la aproximación; el camino a pie; el acercamiento
- avance [el ~] zelfstandig naamwoord
- marcha [la ~] zelfstandig naamwoord
- marcha hacia adelante [la ~] zelfstandig naamwoord
- aproximación [la ~] zelfstandig naamwoord
- camino a pie [el ~] zelfstandig naamwoord
- acercamiento [el ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acercamiento	Anmarsch; Anzug; Aufmarsch; Marsch; Vormarsch	Annäherung; Avance; Bemühung; Entgegenkommen
aproximación	Anmarsch; Anzug; Aufmarsch; Marsch; Vormarsch	Annaeherungsart
avance	Anmarsch; Anzug; Aufmarsch; Marsch; Vormarsch	Anzahl teilnehmender Personen; Auftritt; Begehren; Begierde; Durchbrechen; Durchbruch; Entwicklung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Gesichtsmaske; Progression; Teilnahme; Verlangen; Verlauf
camino a pie	Anmarsch; Aufmarsch; Marsch; Vormarsch
marcha	Anmarsch; Aufmarsch; Marsch; Vormarsch	Abfahren; Abreisen; Aufputschmittel; Aufzug; Bewegung; Böschung; Demonstration; Doping; Dringlichkeit; Durchgang; Eile; Emsigkeit; Fahrgeschwindigkeit; Feier; Feierlichkeit; Festlichkeit; Flinkheit; Flug; Flugreise; Formalität; Förmlichkeit; Gang; Gasse; Gastspielreise; Gehetz; Geschwindigkeit; Gewandtheit; Gänge; Hast; Hetze; Konvoi; Korridor; Kundgebung; Körperbewegung; Manifestation; Passage; Pracht; Prozession; Raschheit; Reisegeschwindigkeit; Schnelligkeit; Stattlichkeit; Tempo; Tour; Tournee; Umzug; Vierung; Wandersport; Weggehen; Zeremonie; Zügigkeit; Überstürzung
marcha hacia adelante	Anmarsch; Anzug; Aufmarsch; Marsch; Vormarsch	Gastspielreise; Tour; Tournee