Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Angreifen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Angreifen (Duits) in het Spaans

Angreifen:

Angreifen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Angreifen (Anfallen)
    el atacar; el acometer
    • atacar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • acometer [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. Angreifen (Ausfall machen)
    el atacar
    • atacar [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. Angreifen (Anfechten; Abstreiten)
    el impugnar; el cuestionar
  4. Angreifen (Vergewaltigung)
    el violar
    • violar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Angreifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer Anfallen; Angreifen Anwandeln; angreifen; antasten
atacar Anfallen; Angreifen; Ausfall machen angreifen; antasten
cuestionar Abstreiten; Anfechten; Angreifen
impugnar Abstreiten; Anfechten; Angreifen
violar Angreifen; Vergewaltigung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acometer anfallen; angreifen; anstürmen; ausrauben; befehlen; bestürmen; durchführen; durchsetzen; einhauen; erzwingen; forcieren; gebieten; pressen; überfallen; überrumpeln
atacar Gewalt gebrauchen; anfallen; anfechten; angreifen; anstürmen; belagern; bestürmen; durchführen; durchsetzen; erzwingen; greifen; notzüchtigen; schließen; schänden; sperren; vergewaltigen; verletzen; verriegeln; verschließen; versperren; zumachen; zusperren; überfallen
cuestionar anfechten; angreifen
impugnar anfechten; angreifen; balgen; bekämpfen; bestreiten; schlagen; sich duellieren; sich keilen; sich raufen; streiten
violar Gewalt gebrauchen; angreifen; beugen; entehren; entweihen; entwürdigen; erzwingen; freveln; misbrauchen; schänden; sich an jmdm vergreifen; vergewaltigen; verletzen; verstoßen; überfallen; überschreiten; übertreten

Verwante vertalingen van Angreifen