Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal Abtrennen

Vertaal Abtrennen van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Abtrennen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Abtrennen (Duits) in het Spaans

Abtrennen:

Abtrennen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abtrennen (Anfordern; Abheben; Abtreten)
    la retirada de la invitación; la detracción; la retirada
  2. Abtrennen (Abschneiden; Abknipsen)
    el cortar
    • cortar [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. Abtrennen (Abschpalten; Absondern)
    el cortar; el escindir
    • cortar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • escindir [el ~] zelfstandig naamwoord
  4. Abtrennen
    el deshacer

Vertaal Matrix voor Abtrennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar Abknipsen; Abschneiden; Abschpalten; Absondern; Abtrennen Abkappen; Umhacken; Umhauen
deshacer Abtrennen rückgängig machen
detracción Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern Abschlag; Preissenkung; Rückfahrt; Rückreise; Rückzug
escindir Abschpalten; Absondern; Abtrennen
retirada Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern Abzug; Entnahme; Entziehung; Rückfahrt; Rückreise; Rückzug; Widerruf; Widerrufung; Zurückführung; Zurückgezogenheit; Zurücknahme; Zurücktreten
retirada de la invitación Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar Abkappen; abhauen; abhouwen; abkappen; abkoppeln; abreißen; abschließen; abschneiden; angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; ausschneiden; bedienen; beeinträchtigen; bersten; durchhauen; durchschneiden; einkerben; einschneiden; entkoppeln; feinhacken; fällen; hacken; hindern; hobeln; häufen; in Stücke hacken; kappen; kerben; kleinmachen; knipsen; kürzen; loskoppeln; losreißen; losschneiden; scheiden; schlagen; schlußfolgern; schneiden; servieren; sichbedienen; spalten; spleißen; splissen; streichen; stutzen; stören; teilen; trennen; tönen; umhauen; unterbrechen; verriegeln; verschnippeln; versperren; wegreißen; wegschneiden; zerkleinern; zerlegen; zerreißen; zerstückeln; zudrehen; zumachen; zuschliessen; zusperren
deshacer abbestellen; abbrechen; abhängen; abkoppeln; abreißen; absagen; abtrennen; andrehen; annulieren; aufbinden; aufbrechen; aufbringen; aufdröseln; aufhaken; aufheben; aufknoten; aufknöpfen; aufknüpfen; auflösen; aufmachen; aufreißen; aufsperren; aufstoßen; aufteilen; auftrennen; aus einander spleißen; auseinanderfasern; auseinandernehmen; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; ausheben; aushecken; ausholen; auskundschaften; auslesen; ausmisten; ausnehmen; aussondern; aussuchen; auswählen; beeinträchtigen; beschädigen; dekodieren; einstellen; entehen; entfesseln; entknoten; entkoppeln; enträtseln; entwirren; entziffern; entzweireißen; erforschen; ergründen; erkunden; forschen; herausnehmen; herauspicken; heraussuchen; klauben; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losreißen; losziehen; lösen; rupfen; rückgängig machen; sammeln; scheiden; selektieren; sichten; sieben; sortieren; spleißen; splissen; stochern; stornieren; streichen; teilen; tilgen; treiben; trennen; wegreißen; zerbrechen; zerfasern; zerlegen; zerreißen; zerschlagen; zertrümmern; zupfen; zurückdrehen
escindir absondern; abtrennen; aussondern; bersten; durchhauen; durchschneiden; isolieren; kleinmachen; schlagen; separieren; spalten; spleißen; splissen; streichen; trennen; zerkleinern
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar ausschneiden

Synoniemen voor "Abtrennen":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0296 seconde
Page rendered in 1.0 seconds