Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Abknipsen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abknipsen (Duits) in het Spaans

Abknipsen:

Abknipsen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abknipsen (Abschneiden; Abtrennen)
    el cortar
    • cortar [el ~] zelfstandig naamwoord
  2. Abknipsen (Abklemmen)
    el apretar
    • apretar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abknipsen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apretar Abklemmen; Abknipsen Anziehen; fester Andrehen
cortar Abknipsen; Abschneiden; Abtrennen Abkappen; Abschpalten; Absondern; Abtrennen; Umhacken; Umhauen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apretar abklemmen; abknipsen; andrücken; anschrauben; ausdenken; ausklügeln; austüfteln; drücken; einbeulen; eindrücken; einkreisen; erdichten; erfinden; ersinnen; festdrücken; festklemmen; festkneifen; festschrauben; herumreichen; hineinstopfen; klemmen; kneifen; knellen; komprimieren; pfropfen; phantasieren; planen; quetschen; schnüren; schrauben; sich ausdenken; spannen; stopfen; umspannen; vollstopfen; zusammenballen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwacken; zwicken; überspannen
cortar Abkappen; abhauen; abhouwen; abkappen; abkoppeln; abreißen; abschließen; abschneiden; angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; ausschneiden; bedienen; beeinträchtigen; bersten; durchhauen; durchschneiden; einkerben; einschneiden; entkoppeln; feinhacken; fällen; hacken; hindern; hobeln; häufen; in Stücke hacken; kappen; kerben; kleinmachen; knipsen; kürzen; loskoppeln; losreißen; losschneiden; scheiden; schlagen; schlußfolgern; schneiden; servieren; sichbedienen; spalten; spleißen; splissen; streichen; stutzen; stören; teilen; trennen; tönen; umhauen; unterbrechen; verriegeln; verschnippeln; versperren; wegreißen; wegschneiden; zerkleinern; zerlegen; zerreißen; zerstückeln; zudrehen; zumachen; zuschliessen; zusperren
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar ausschneiden