Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
ärgerlich:
- que lastíma; desagradable; desolado; triste; apenado; sombrío; lleno de dolor; afligido; tétrico; preocupado; trágico; entristecido; irritante; pesado; molesto; enfadado; malo; con un humor de perros; enojado; furioso; rudo; feroz; rabioso; mal; indignado; enfurecido; malamente; frenético; airado; indebidamente; disgustado; aburrido; desanimado; desganado; irritable; susceptible; irascible; descontento; insatisfecho; resentido; malhumorado; irritado; destemplado; iracundo; de mal humor; desagradado; desgustado; rencilloso; decaído; ofendido; amargado; muy enfadado; enojadizo; enfadadizo
-
Wiktionary:
- ärgerlich → fastidioso, embarazoso, molesto, engorroso, cargante, escandaloso, irritante, pesado
Duits
Uitgebreide vertaling voor ärgerlich (Duits) in het Spaans
ärgerlich:
-
ärgerlich (schade; verdrießlich)
que lastíma; desagradable; desolado; triste; apenado; sombrío; lleno de dolor; afligido; tétrico; preocupado; trágico; entristecido-
que lastíma bijvoeglijk naamwoord
-
desagradable bijvoeglijk naamwoord
-
desolado bijvoeglijk naamwoord
-
triste bijvoeglijk naamwoord
-
apenado bijvoeglijk naamwoord
-
sombrío bijvoeglijk naamwoord
-
lleno de dolor bijvoeglijk naamwoord
-
afligido bijvoeglijk naamwoord
-
tétrico bijvoeglijk naamwoord
-
preocupado bijvoeglijk naamwoord
-
trágico bijvoeglijk naamwoord
-
entristecido bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (störend; unangenehm; irritierend; sauer; beschwerlich)
-
ärgerlich (böse; wütend; rasend; neidisch; giftig; fuchsteufelswild; Haßerfüllt; aufgeregt; gehässig; übel; zornig; grimmig; verstimmt; eifersüchtig; garstig; bitterböse; aufgebracht; jähzornig; ungestüm; erzürnt; ergrimmt; verbissen; unwirsch; unwillig; borstig)
enfadado; malo; con un humor de perros; enojado; furioso; rudo; feroz; rabioso; mal; indignado; enfurecido; malamente; frenético; airado; indebidamente-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
malo bijvoeglijk naamwoord
-
con un humor de perros bijvoeglijk naamwoord
-
enojado bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
rudo bijvoeglijk naamwoord
-
feroz bijvoeglijk naamwoord
-
rabioso bijvoeglijk naamwoord
-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
indignado bijvoeglijk naamwoord
-
enfurecido bijvoeglijk naamwoord
-
malamente bijvoeglijk naamwoord
-
frenético bijvoeglijk naamwoord
-
airado bijvoeglijk naamwoord
-
indebidamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (wütend; sauer; zornig; verbissen; erzürnt; grimmig; geladen; ergrimmt)
enfadado; disgustado; airado-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
disgustado bijvoeglijk naamwoord
-
airado bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (übler Laune; verdrießlich; mißvergnügt; unzufrieden; verdrossen)
aburrido; desanimado; desganado-
aburrido bijvoeglijk naamwoord
-
desanimado bijvoeglijk naamwoord
-
desganado bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (reizbar)
enojado; irritable; susceptible; irascible-
enojado bijvoeglijk naamwoord
-
irritable bijvoeglijk naamwoord
-
susceptible bijvoeglijk naamwoord
-
irascible bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (mißvergnügt; unzufrieden; sauer; verärgert; unwillig; mißmutig; gebrochen; aufgebracht; grimmig; verstimmt; säuerlich; verdrießlich; kribbelig; glücklos)
descontento; enfadado; enojado; insatisfecho; resentido; desanimado; malhumorado; irritado; destemplado; iracundo; de mal humor; desagradado; desgustado; rencilloso-
descontento bijvoeglijk naamwoord
-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
enojado bijvoeglijk naamwoord
-
insatisfecho bijvoeglijk naamwoord
-
resentido bijvoeglijk naamwoord
-
desanimado bijvoeglijk naamwoord
-
malhumorado bijvoeglijk naamwoord
-
irritado bijvoeglijk naamwoord
-
destemplado bijvoeglijk naamwoord
-
iracundo bijvoeglijk naamwoord
-
de mal humor bijvoeglijk naamwoord
-
desagradado bijvoeglijk naamwoord
-
desgustado bijvoeglijk naamwoord
-
rencilloso bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (verstimmt; unzufrieden; verdrießlich; mißvergnügt)
aburrido; descontento; desanimado; irritado; decaído-
aburrido bijvoeglijk naamwoord
-
descontento bijvoeglijk naamwoord
-
desanimado bijvoeglijk naamwoord
-
irritado bijvoeglijk naamwoord
-
decaído bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (erbost; verärgert; bitterböse; aufgeregt; empört; böse; verstimmt; haßerfüllt; aufgebracht; erzürnt; ergrimmt)
-
ärgerlich (sehr böse; böse; geladen; wütend; erzürnt; sauer; aufgebracht)
enfadado; furioso; amargado; enojado; enfurecido; muy enfadado-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
amargado bijvoeglijk naamwoord
-
enojado bijvoeglijk naamwoord
-
enfurecido bijvoeglijk naamwoord
-
muy enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (verstimmt; erregt; mißvergnügt; sauer; aufgeregt; verärgert; aufgebracht; unzufrieden; erhitzt; säuerlich; unwillig; verdrießlich; kribbelig; mißmutig; agitiert)
enfadado; malhumorado; irritado; de mal humor-
enfadado bijvoeglijk naamwoord
-
malhumorado bijvoeglijk naamwoord
-
irritado bijvoeglijk naamwoord
-
de mal humor bijvoeglijk naamwoord
-
-
ärgerlich (kribbelig)
Vertaal Matrix voor ärgerlich:
Synoniemen voor "ärgerlich":
Wiktionary: ärgerlich
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ärgerlich | → fastidioso; embarazoso; molesto; engorroso; cargante | ↔ annoying — causing irritation or annoyance; troublesome; vexatious |
• ärgerlich | → fastidioso; escandaloso; irritante; pesado; molesto | ↔ ergerlijk — ergernis wekkend |
• ärgerlich | → molesto; embarazoso; fastidioso; cargante; engorroso | ↔ embêtant — (familier, fr) Qui embêter. |
Computer vertaling door derden: