Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
verkehrt:
- falso; incorrecto; travieso; equivocado; erróneo; equivocadamente; impropio; inexacto; mal; contraproducente; al revés; detrás; atrás; totalmente; completamente; del todo; pertinente; entero; completo; indiscutible; enteramente; incondicional; absolutamente; sin limitación; total; íntegro; absoluto; por completo; sin reservas; inmoral; desconsiderado; sin delicadeza; crudo; indebido; desvergonzado; indecente; indecoroso; indelicado; inverso; invertido; dado la vuelta; volcado; a la inversa; opuesto; al contrario; trastornado; del revés; contrario
-
verkehren:
- llevarse con; tratar a; tener trato con; andar con; frecuentar; estar; detenerse; estar parado; parar; volver; cambiar; darse la vuelta; volverse; conmutar; dar la vuelta a; convertir; levantarse; despegar; subir; alzar el vuelo; levantar; ascender; alzar; echarse a volar; emerger; elevarse; volarse; levantar el vuelo; levantarse de un salto; tirar hacia arriba; enarcar; tomar velocidad; copiar
-
Wiktionary:
- verkehrt → falso, incorrecto
- verkehrt → incorrecto, falso, equivocado, adverso
- verkehren → circundar, rodear, circular
Duits
Uitgebreide vertaling voor verkehrt (Duits) in het Spaans
verkehrt:
-
verkehrt (unrichtig; falsch; fehlerhaft; verschmitzt)
falso; incorrecto; travieso; equivocado; erróneo; equivocadamente; impropio; inexacto-
falso bijvoeglijk naamwoord
-
incorrecto bijvoeglijk naamwoord
-
travieso bijvoeglijk naamwoord
-
equivocado bijvoeglijk naamwoord
-
erróneo bijvoeglijk naamwoord
-
equivocadamente bijvoeglijk naamwoord
-
impropio bijvoeglijk naamwoord
-
inexacto bijvoeglijk naamwoord
-
-
verkehrt
mal; contraproducente; al revés; detrás; atrás-
mal bijvoeglijk naamwoord
-
contraproducente bijvoeglijk naamwoord
-
al revés bijvoeglijk naamwoord
-
detrás bijvoeglijk naamwoord
-
atrás bijvoeglijk naamwoord
-
-
verkehrt (schief)
totalmente; completamente; del todo; pertinente; entero; completo; indiscutible; enteramente; incondicional; absolutamente; sin limitación; total; íntegro; absoluto; por completo; sin reservas-
totalmente bijvoeglijk naamwoord
-
completamente bijvoeglijk naamwoord
-
del todo bijvoeglijk naamwoord
-
pertinente bijvoeglijk naamwoord
-
entero bijvoeglijk naamwoord
-
completo bijvoeglijk naamwoord
-
indiscutible bijvoeglijk naamwoord
-
enteramente bijvoeglijk naamwoord
-
incondicional bijvoeglijk naamwoord
-
absolutamente bijvoeglijk naamwoord
-
sin limitación bijvoeglijk naamwoord
-
total bijvoeglijk naamwoord
-
íntegro bijvoeglijk naamwoord
-
absoluto bijvoeglijk naamwoord
-
por completo bijvoeglijk naamwoord
-
sin reservas bijvoeglijk naamwoord
-
-
verkehrt (unanständig; falsch; schief; unpassend; unrichtig; unmoralisch; schamlos; ungehörig; grob; fehlerhaft; fälschlich; unschicklich; roh; fälschlicherweise; indiskret; respektlos; ungezogen; derb; unangebracht; unrecht; lasterhaft; unsittlich; ungebührlich; frivol; unzart; unehrenhaft; ungeziemend)
impropio; incorrecto; equivocado; inmoral; desconsiderado; sin delicadeza; crudo; erróneo; indebido; desvergonzado; indecente; indecoroso; indelicado-
impropio bijvoeglijk naamwoord
-
incorrecto bijvoeglijk naamwoord
-
equivocado bijvoeglijk naamwoord
-
inmoral bijvoeglijk naamwoord
-
desconsiderado bijvoeglijk naamwoord
-
sin delicadeza bijvoeglijk naamwoord
-
crudo bijvoeglijk naamwoord
-
erróneo bijvoeglijk naamwoord
-
indebido bijvoeglijk naamwoord
-
desvergonzado bijvoeglijk naamwoord
-
indecente bijvoeglijk naamwoord
-
indecoroso bijvoeglijk naamwoord
-
indelicado bijvoeglijk naamwoord
-
-
verkehrt (umgekehrt; mit der Innenseite nach außen)
inverso; invertido; dado la vuelta; volcado; a la inversa; opuesto; al revés; al contrario; trastornado; del revés; contrario-
inverso bijvoeglijk naamwoord
-
invertido bijvoeglijk naamwoord
-
dado la vuelta bijvoeglijk naamwoord
-
volcado bijvoeglijk naamwoord
-
a la inversa bijvoeglijk naamwoord
-
opuesto bijvoeglijk naamwoord
-
al revés bijvoeglijk naamwoord
-
al contrario bijvoeglijk naamwoord
-
trastornado bijvoeglijk naamwoord
-
del revés bijvoeglijk naamwoord
-
contrario bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verkehrt:
Synoniemen voor "verkehrt":
Wiktionary: verkehrt
verkehrt
Cross Translation:
adjective
-
falsch, dem Richtigen widersprechend
- verkehrt → falso; incorrecto
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkehrt | → incorrecto; falso; equivocado | ↔ wrong — incorrect |
• verkehrt | → adverso | ↔ opposé — Qui est contraire, de différente nature. |
verkehren:
-
verkehren (umgehen mit)
llevarse con; tratar a; tener trato con-
llevarse con werkwoord
-
tratar a werkwoord
-
tener trato con werkwoord
-
-
verkehren (umsatteln; umändern; variieren)
-
verkehren (sich befinden)
estar; detenerse; estar parado; parar-
estar werkwoord
-
detenerse werkwoord
-
estar parado werkwoord
-
parar werkwoord
-
-
verkehren (etwas umdrehen; verdrehen; umdrehen; umsetzen; verwandeln; umstellen; umwenden; umwandeln; umkehren; herumdrehen; herumschwenken)
volver; cambiar; darse la vuelta; volverse; conmutar; dar la vuelta a; convertir-
volver werkwoord
-
cambiar werkwoord
-
darse la vuelta werkwoord
-
volverse werkwoord
-
conmutar werkwoord
-
dar la vuelta a werkwoord
-
convertir werkwoord
-
-
verkehren (mit jemandem Umgang haben)
tener trato con-
tener trato con werkwoord
-
-
verkehren (aufsteigen; aufführen; steigen; ersteigen; abheben; aufziehen; hinaufsteigen; aufwehen; erheben; steigern; aufrücken; heben; anziehen; errichten; wallen; starten; angehen; aufbrechen; anlaufen; ansteigen; hissen; sprudeln; hochziehen; hinaufgehen; aufwerfen; hochkrempeln; verwirken; einläuten; davontragen; herausquellen; aufwallen; aufwirbeln; heraufkommen; emporsteigen; aufstauben; hochsteigen; einschnupfen; hinaufkommen; heraufsteigen; einschnauben; akzelerieren; sichheben)
levantarse; despegar; subir; alzar el vuelo; levantar; ascender; alzar; echarse a volar; emerger; elevarse; volarse; levantar el vuelo; levantarse de un salto; tirar hacia arriba; enarcar; tomar velocidad-
levantarse werkwoord
-
despegar werkwoord
-
subir werkwoord
-
alzar el vuelo werkwoord
-
levantar werkwoord
-
ascender werkwoord
-
alzar werkwoord
-
echarse a volar werkwoord
-
emerger werkwoord
-
elevarse werkwoord
-
volarse werkwoord
-
levantar el vuelo werkwoord
-
levantarse de un salto werkwoord
-
tirar hacia arriba werkwoord
-
enarcar werkwoord
-
tomar velocidad werkwoord
-
-
verkehren (vervielfältigen; nachahmen; nachbilden; fälschen; nachmachen; verfälschen; falsifizieren)
Conjugations for verkehren:
Präsens
- verkehre
- verkehrst
- verkehrt
- verkehren
- verkehrt
- verkehren
Imperfekt
- verkehrte
- verkehrtest
- verkehrte
- verkehrten
- verkehrtet
- verkehrten
Perfekt
- habe verkehrt
- hast verkehrt
- hat verkehrt
- haben verkehrt
- habt verkehrt
- haben verkehrt
1. Konjunktiv [1]
- verkehre
- verkehrest
- verkehre
- verkehren
- verkehret
- verkehren
2. Konjunktiv
- verkehrte
- verkehrtest
- verkehrte
- verkehrten
- verkehrtet
- verkehrten
Futur 1
- werde verkehren
- wirst verkehren
- wird verkehren
- werden verkehren
- werdet verkehren
- werden verkehren
1. Konjunktiv [2]
- würde verkehren
- würdest verkehren
- würde verkehren
- würden verkehren
- würdet verkehren
- würden verkehren
Diverses
- verkehr!
- verkehrt!
- verkehren Sie!
- verkehrt
- verkehrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie