Duits
Uitgebreide vertaling voor heimzahlen (Duits) in het Spaans
heimzahlen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- Heim: casa; residencia; hogar; refugio; asilo; perrera; recogedero; hospicio; centro de acogida; residencia de animales
- zahlen: pagar; arreglar; saldar; remunerar; liquidar; solventar; pagar posteriormente
- Zahlen: pago; desembolso; liquidar
- zählen: contar; numerar; pagar con cambio; pagar en suelto; pagar la cantidad exacta
- Zählen: cuenta; numeración
heimzahlen:
Synoniemen voor "heimzahlen":
Wiktionary: heimzahlen
heimzahlen
verb
-
sich an jemandem rächen, sich revanchieren
- heimzahlen → vengarse