Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
aufstellen:
- poner; depositar; situar; deponer; mover; estacionar; publicar; derribar; destinar; depositar sobre; construir; montar; erigir; establecer; erguir; incorporar; formar; hacer; crear; ubicar; aparcar; instalar; colocar; componer; colocarse; estar echado; meter; arreglar; constituir; comenzar; estructurar; concebir; edificar; levantar; fundar; organizar; iniciar; poner en pie; tomar; consumir; comerse; usar; aprovechar; apostar; confeccionar; armar; compilar; apostarse; manifestarse; hacer una manifestación; argumentar; tender; jugar; pagar; encajar; invertir; tumbar; reducir; engarzar; hacer arreglos musicales
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor aufstellen (Duits) in het Spaans
aufstellen:
-
aufstellen (ablegen; setzen; legen; einstellen; hinstellen; stellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben)
poner; depositar; situar; deponer; mover; estacionar; publicar; derribar; destinar; depositar sobre-
poner werkwoord
-
depositar werkwoord
-
situar werkwoord
-
deponer werkwoord
-
mover werkwoord
-
estacionar werkwoord
-
publicar werkwoord
-
derribar werkwoord
-
destinar werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
-
aufstellen (aufbauen; errichten; bauen)
-
aufstellen (erheben; aufsetzen; aufheben)
erigir; establecer; erguir; incorporar-
erigir werkwoord
-
establecer werkwoord
-
erguir werkwoord
-
incorporar werkwoord
-
-
aufstellen (formieren)
-
aufstellen (plazieren; stellen; postieren; einsetzen; installieren; deponieren)
ubicar; aparcar; instalar; colocar; componer; colocarse; estar echado; meter; destinar; estacionar-
ubicar werkwoord
-
aparcar werkwoord
-
instalar werkwoord
-
colocar werkwoord
-
componer werkwoord
-
colocarse werkwoord
-
estar echado werkwoord
-
meter werkwoord
-
destinar werkwoord
-
estacionar werkwoord
-
-
aufstellen (einrichten; installieren; errichten; einsetzen; aufbauen; bauen; festlegen; erbauen)
montar; establecer; arreglar; instalar; constituir; colocar; comenzar; colocarse; estructurar; construir; concebir; destinar; estacionar-
montar werkwoord
-
establecer werkwoord
-
arreglar werkwoord
-
instalar werkwoord
-
constituir werkwoord
-
colocar werkwoord
-
comenzar werkwoord
-
colocarse werkwoord
-
estructurar werkwoord
-
construir werkwoord
-
concebir werkwoord
-
destinar werkwoord
-
estacionar werkwoord
-
-
aufstellen (aufbauen; bauen; konstruieren; gründen; errichten; erbauen; aufrichten; begründen; aufrücken; setzen; steigen; wallen; starten; hissen; etablieren; aufführen; aufziehen)
-
aufstellen (regeln; organisieren; einrichten; veranstalten; anordnen; bauen; ausrichten; herrichten; aufbauen; erbauen; deichseln; errichten)
arreglar; organizar; iniciar; estructurar; poner; establecer; comenzar; construir; fundar; erigir; poner en pie; levantar; montar; formar-
arreglar werkwoord
-
organizar werkwoord
-
iniciar werkwoord
-
estructurar werkwoord
-
poner werkwoord
-
establecer werkwoord
-
comenzar werkwoord
-
construir werkwoord
-
fundar werkwoord
-
erigir werkwoord
-
poner en pie werkwoord
-
levantar werkwoord
-
montar werkwoord
-
formar werkwoord
-
-
aufstellen (konsumieren; gebrauchen; aufwenden; aufmachen; ausfertigen; aufarbeiten; aufzehren; aufnehmen; aufsetzen; aufbrauchen; ausbeuten)
tomar; consumir; comerse; usar; aprovechar-
tomar werkwoord
-
consumir werkwoord
-
comerse werkwoord
-
usar werkwoord
-
aprovechar werkwoord
-
-
aufstellen (Musik komponieren; gestalten; bilden; aufbauen; ausfertigen; formieren)
-
aufstellen (demonstrieren; behaupten; feststellen; konstatieren; annehmen; eineKundgebungabhalten; eineKundgebunghalten)
manifestarse; hacer una manifestación; argumentar-
manifestarse werkwoord
-
hacer una manifestación werkwoord
-
argumentar werkwoord
-
-
aufstellen (unteraus legen; stecken; legen; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; setzen; schalten; ablegen; einräumen; fügen; brühen; betten; anbringen; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren)
ubicar; tender; jugar; pagar; encajar; colocar; situar; hacer; poner; invertir; mover; tumbar; reducir; componer; derribar; destinar; publicar; colocarse; engarzar; hacer arreglos musicales; depositar sobre-
ubicar werkwoord
-
tender werkwoord
-
jugar werkwoord
-
pagar werkwoord
-
encajar werkwoord
-
colocar werkwoord
-
situar werkwoord
-
hacer werkwoord
-
poner werkwoord
-
invertir werkwoord
-
mover werkwoord
-
tumbar werkwoord
-
reducir werkwoord
-
componer werkwoord
-
derribar werkwoord
-
destinar werkwoord
-
publicar werkwoord
-
colocarse werkwoord
-
engarzar werkwoord
-
hacer arreglos musicales werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
Conjugations for aufstellen:
Präsens
- stelle auf
- stellst auf
- stellt auf
- stellen auf
- stellt auf
- stellen auf
Imperfekt
- stellte auf
- stelltest auf
- stellte auf
- stellten auf
- stelltet auf
- stellten auf
Perfekt
- habe aufgestellt
- hast aufgestellt
- hat aufgestellt
- haben aufgestellt
- habt aufgestellt
- haben aufgestellt
1. Konjunktiv [1]
- stelle auf
- stellest auf
- stelle auf
- stellen auf
- stellet auf
- stellen auf
2. Konjunktiv
- stellte auf
- stelltest auf
- stellte auf
- stellten auf
- stelltet auf
- stellten auf
Futur 1
- werde aufstellen
- wirst aufstellen
- wird aufstellen
- werden aufstellen
- werdet aufstellen
- werden aufstellen
1. Konjunktiv [2]
- würde aufstellen
- würdest aufstellen
- würde aufstellen
- würden aufstellen
- würdet aufstellen
- würden aufstellen
Diverses
- stell auf!
- stellt auf!
- stellen Sie auf!
- aufgestellt
- aufstellend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor aufstellen:
Synoniemen voor "aufstellen":
Wiktionary: aufstellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aufstellen | → disponer | ↔ arrange — to set up, organise |
• aufstellen | → poner; dejar; colocar | ↔ set — to put something down |
• aufstellen | → establecer | ↔ set — to determine |
• aufstellen | → ambientar; presentar | ↔ set — to introduce |
• aufstellen | → levantar; poner | ↔ stand — to place in an upright or standing position |
• aufstellen | → erguir | ↔ dresser — Ériger, élever. |
Aufstellen:
Synoniemen voor "Aufstellen":
Computer vertaling door derden: