Duits
Uitgebreide vertaling voor nagen (Duits) in het Spaans
nagen:
-
nagen (knabbern)
roer; morder; mordisquear; ronchar; comer saboreando lentamente-
roer werkwoord
-
morder werkwoord
-
mordisquear werkwoord
-
ronchar werkwoord
-
comer saboreando lentamente werkwoord
-
-
nagen (knabbern)
mordisquear; comer saboreando lentamente; roer; ronchar-
mordisquear werkwoord
-
comer saboreando lentamente werkwoord
-
roer werkwoord
-
ronchar werkwoord
-
-
nagen (knabbern; essen; speisen; verzehren; verspeisen; aufessen)
Conjugations for nagen:
Präsens
- nage
- nagst
- nagt
- nagen
- nagt
- nagen
Imperfekt
- nagte
- nagtest
- nagte
- nagten
- nagtet
- nagten
Perfekt
- habe genagt
- hast genagt
- hat genagt
- haben genagt
- habt genagt
- haben genagt
1. Konjunktiv [1]
- nage
- nagest
- nage
- nagen
- naget
- nagen
2. Konjunktiv
- nagte
- nagtest
- nagte
- nagten
- nagtet
- nagten
Futur 1
- werde nagen
- wirst nagen
- wird nagen
- werden nagen
- werdet nagen
- werden nagen
1. Konjunktiv [2]
- würde nagen
- würdest nagen
- würde nagen
- würden nagen
- würdet nagen
- würden nagen
Diverses
- nag!
- nagt!
- nagen Sie!
- genagt
- nagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor nagen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
morder | Anbeißen; Beißen; Reinbeißen | |
mordisquear | Aufknabbern; Verputzen; Verschmausen; Wegputzen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
comer saboreando lentamente | knabbern; nagen | |
morder | knabbern; nagen | abnagen; beißen; erodieren; schneiden; wegbeizen; ätzen |
mordisquear | aufessen; essen; knabbern; nagen; speisen; verspeisen; verzehren | |
roer | aufessen; essen; knabbern; nagen; speisen; verspeisen; verzehren | |
ronchar | knabbern; nagen |
Synoniemen voor "nagen":
Nagen:
Vertaal Matrix voor Nagen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
roedura | Nagen |