Lehrer: vertaling Duits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Lehrer (Duits) in het Spaans

der Lehrer (Lehrkraft)
el profesor; el docente; la profesora; el mentor; el maestro; el educador; el pedagogo; el instructor
- profesor [el ~] zelfstandig naamwoord
- docente [el ~] zelfstandig naamwoord
- profesora [la ~] zelfstandig naamwoord
- mentor [el ~] zelfstandig naamwoord
- maestro [el ~] zelfstandig naamwoord
- educador [el ~] zelfstandig naamwoord
- pedagogo [el ~] zelfstandig naamwoord
- instructor [el ~] zelfstandig naamwoord
der Lehrer (Lehrkraft)
el profesor; el maestro; el docente
- profesor [el ~] zelfstandig naamwoord
- maestro [el ~] zelfstandig naamwoord
- docente [el ~] zelfstandig naamwoord
der Lehrer (Schulmeister; Lehrmeister; Lehrkraft; Herr Lehrer; Ausbilder; Erzieher)
el profesor de la enseñanza básica; la profesora; el maestro; la tía
- profesor de la enseñanza básica [el ~] zelfstandig naamwoord
- profesora [la ~] zelfstandig naamwoord
- maestro [el ~] zelfstandig naamwoord
- tía [la ~] zelfstandig naamwoord
der Lehrer (Ausbilder)
el instructor; el preparador; el maestro; el educador
- instructor [el ~] zelfstandig naamwoord
- preparador [el ~] zelfstandig naamwoord
- maestro [el ~] zelfstandig naamwoord
- educador [el ~] zelfstandig naamwoord
der Lehrer (Erzieher)
el pedagogo
- pedagogo [el ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
docente	Lehrer; Lehrkraft	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König
educador	Ausbilder; Lehrer; Lehrkraft
instructor	Ausbilder; Lehrer; Lehrkraft
maestro	Ausbilder; Erzieher; Herr Lehrer; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Schulmeister	Chef; Fürst; Gebieter; Haupt; Herr; Herrscher; Jurist; König; Lehrkraft; Maestro; Magister; Meister; Oberhaupt; Rechtsanwalt; Rechtsgelehrte; Rechtskundige; Vorgesetzte; Vorsteher
mentor	Lehrer; Lehrkraft	Anführer; Ausbilder; Chef; Führer; Fürst; Gebieter; Haupt; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Herr; Herrscher; Lehrmeister; Leiter; Lotse; Oberhaupt; Reiseführer; Vorgesetzte; Vorstand; Vorsteher
pedagogo	Erzieher; Lehrer; Lehrkraft	Pädagoge
preparador	Ausbilder; Lehrer	Trainer; Vorbereiter; Übungsleiter
profesor	Lehrer; Lehrkraft	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König
profesor de la enseñanza básica	Ausbilder; Erzieher; Herr Lehrer; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Schulmeister
profesora	Ausbilder; Erzieher; Herr Lehrer; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Schulmeister	Ausbilder; Dozentin; Lehrerin; Lehrmeister; Schullehrerin
tía	Ausbilder; Erzieher; Herr Lehrer; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Schulmeister	Frauenzimmer; Mädchen; Mädel; Tante; Weib; Weibsbild; Wicht
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
docente		lehrend; unterrichtend

Lehrer

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Lehrer	→ instructor	↔ instructor — one who instructs; a teacher
• Lehrer	→ maestro; maestra; profesor; profesora	↔ teacher — person who teaches
• Lehrer	→ maestro	↔ onderwijzer — iemand die lesgeeft
• Lehrer	→ profesor	↔ leraar — iemand die lesgeeft
• Lehrer	→ doctor; médico	↔ docteur — À trier
• Lehrer	→ maestro	↔ instituteur — Enseignant d’école primaire.
• Lehrer	→ profesor; profesora	↔ professeur — Personne qui enseigne

Computer vertaling door derden: