Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
setzen:
- poner; depositar; situar; deponer; mover; estacionar; publicar; derribar; destinar; depositar sobre; sentarse; construir; crear; establecer; edificar; levantar; fundar; erguir; erigir; ceder el sitio; bajar; caer; suspender; hundir; hundirse; sumirse; ir a pique; disminuir; descender; derrumbarse; catear; sumergirse; encovar; embodegar; echar a pique; regresar; ahorrar; vencer; rebajar; remover; llevarse; desaparecer; recortar; robar; reducir; menguar; decaer; abreviar; decrecer; hacer una jugada; mover una pieza; especular; espescular al alza a la baja; movilizar; transportar; ubicar; tender; jugar; pagar; encajar; colocar; hacer; invertir; tumbar; componer; colocarse; engarzar; hacer arreglos musicales; engordar; abombarse
- Setzen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor setzen (Duits) in het Spaans
setzen:
-
setzen (ablegen; legen; einstellen; hinstellen; stellen; aufstellen; installieren; unterbringen; anbringen; herstellen; abstellen; hinlegen; einräumen; beisetzen; stationieren; einordnen; einrücken; gruppieren; abstreifen; austreiben)
poner; depositar; situar; deponer; mover; estacionar; publicar; derribar; destinar; depositar sobre-
poner werkwoord
-
depositar werkwoord
-
situar werkwoord
-
deponer werkwoord
-
mover werkwoord
-
estacionar werkwoord
-
publicar werkwoord
-
derribar werkwoord
-
destinar werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
-
setzen (sich hinsetzen; Platz nehmen)
-
setzen (aufbauen; bauen; konstruieren; gründen; errichten; erbauen; aufrichten; begründen; aufrücken; steigen; aufstellen; wallen; starten; hissen; etablieren; aufführen; aufziehen)
-
setzen (rücken; versetzen; verschieben; umstellen; verlegen; verstellen; zusammenrücken; sichversetzen; verrücken; einrücken; aufrücken; zur Seite rücken)
ceder el sitio-
ceder el sitio werkwoord
-
-
setzen (abrutschen; senken; einsacken; durchfallen; fallen; sinken; sausen; zinken; einstürzen; herabsacken; einschlafen; einsinken; einschlummern; durchrasseln; aus Zink; segeln; einpacken; versenken; versinken; sickern; verzinken; herunterrutschen; einnicken; galvanisieren)
bajar; caer; suspender; hundir; hundirse; sumirse; ir a pique; disminuir; descender; derrumbarse; catear; sumergirse; encovar; embodegar; echar a pique-
bajar werkwoord
-
caer werkwoord
-
suspender werkwoord
-
hundir werkwoord
-
hundirse werkwoord
-
sumirse werkwoord
-
ir a pique werkwoord
-
disminuir werkwoord
-
descender werkwoord
-
derrumbarse werkwoord
-
catear werkwoord
-
sumergirse werkwoord
-
encovar werkwoord
-
embodegar werkwoord
-
echar a pique werkwoord
-
-
setzen (abbauen; vermindern; sinken; wegnehmen; verringern; schrumpfen; herabsetzen; fallen; reduzieren; nachlassen; abschwächen; sparen; kürzen; schwächen; schwinden; mindern; schmälern; zurückgehen; versiegen; verknappen; zusammengehen; fortnehmen; herabmindern)
disminuir; bajar; regresar; ahorrar; vencer; rebajar; remover; llevarse; desaparecer; recortar; robar; reducir; descender; menguar; decaer; abreviar; decrecer-
disminuir werkwoord
-
bajar werkwoord
-
regresar werkwoord
-
ahorrar werkwoord
-
vencer werkwoord
-
rebajar werkwoord
-
remover werkwoord
-
llevarse werkwoord
-
desaparecer werkwoord
-
recortar werkwoord
-
robar werkwoord
-
reducir werkwoord
-
descender werkwoord
-
menguar werkwoord
-
decaer werkwoord
-
abreviar werkwoord
-
decrecer werkwoord
-
-
setzen
-
setzen (mit Aktien spielen; spekulieren; mutmaßen)
-
setzen (mobilisieren; einsetzen; anfangen; bieten; einlassen; einlegen; einführen; hantieren; mobilmachen)
-
setzen (unteraus legen; stecken; legen; vergeben; einstellen; abstellen; verlegen; stellen; schalten; aufstellen; ablegen; einräumen; fügen; brühen; betten; anbringen; einteilen; einordnen; einweisen; hinlegen; schlingen; hinstellen; unterbringen; installieren; laichen; einrücken; stationieren; gruppieren)
ubicar; tender; jugar; pagar; encajar; colocar; situar; hacer; poner; invertir; mover; tumbar; reducir; componer; derribar; destinar; publicar; colocarse; engarzar; hacer arreglos musicales; depositar sobre-
ubicar werkwoord
-
tender werkwoord
-
jugar werkwoord
-
pagar werkwoord
-
encajar werkwoord
-
colocar werkwoord
-
situar werkwoord
-
hacer werkwoord
-
poner werkwoord
-
invertir werkwoord
-
mover werkwoord
-
tumbar werkwoord
-
reducir werkwoord
-
componer werkwoord
-
derribar werkwoord
-
destinar werkwoord
-
publicar werkwoord
-
colocarse werkwoord
-
engarzar werkwoord
-
hacer arreglos musicales werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
-
setzen (einsacken; einsinken; einpacken; vorfallen; auseinandergehen; prolabieren; ausbeuteln; sichsenken)
Conjugations for setzen:
Präsens
- setze
- setzt
- setzt
- setzen
- setzt
- setzen
Imperfekt
- setzte
- setztest
- setzte
- setzten
- setztet
- setzten
Perfekt
- habe gesetzt
- hast gesetzt
- hat gesetzt
- haben gesetzt
- habt gesetzt
- haben gesetzt
1. Konjunktiv [1]
- setze
- setzest
- setze
- setzen
- setzet
- setzen
2. Konjunktiv
- setzete
- setzetest
- setzete
- setzeten
- setzetet
- setzeten
Futur 1
- werde setzen
- wirst setzen
- wird setzen
- werden setzen
- werdet setzen
- werden setzen
1. Konjunktiv [2]
- würde setzen
- würdest setzen
- würde setzen
- würden setzen
- würdet setzen
- würden setzen
Diverses
- setz!
- setzt!
- setzen Sie!
- gesetzt
- setzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor setzen:
Synoniemen voor "setzen":
Wiktionary: setzen
setzen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• setzen | → apostar | ↔ gamble — (transitive) to risk something for potential gain |
• setzen | → poner; colocar; situar | ↔ put — to place something somewhere |
• setzen | → poner; dejar; colocar | ↔ set — to put something down |
• setzen | → sentarse | ↔ sit — move oneself into such a position |
• setzen | → sentarse | ↔ sit down — to assume a sitting position from a standing position |
• setzen | → aplicar | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• setzen | → sentar; asentar | ↔ asseoir — mettre quelqu’un sur un siège ou sur quelque chose qui tenir lieu de siège. |
• setzen | → componer; escribir | ↔ composer — former un tout de l’assemblage de plusieurs parties, parler des choses physiques et des choses morales. |
Setzen:
-
Setzen (Annehmen)
-
Setzen (Setzarbeit; Satz)
la colocación -
Setzen (Setzung)
Vertaal Matrix voor Setzen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
colocación | Satz; Setzarbeit; Setzen | Anstellung; Beschäftigung; Einordnung; Einverleibung; Ernennung; Job; Kollokation; Übernahme |
postular | Annehmen; Setzen | |
proponer | Annehmen; Setzen | |
trabajos de composición | Setzen; Setzung | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
postular | annehmen; einsammeln; kollektieren; mutmaßen; postulieren; sammeln; schätzen; vermuten; vorbringen | |
proponer | anführen; annehmen; anregen; aufwerfen; ausmachen; aussetzen; bemerken; bestimmen; deklamieren; einbringen; einen Vorschlag machen; empfehlen; entgegenbringen; entgegenhalten; entgegnen; ermessen; hochtrabend reden; postulieren; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorbringen; vorschlagen; vortragen; zur Rede bringen; zuraten; überschlagen |
Computer vertaling door derden: