Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: fischen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: fischen

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. fischen:
  2. Fischen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor fischen (Duits) in het Spaans

fischen:

fischen werkwoord (fische, fischst, fischt, fischte, fischtet, gefischt)

  1. fischen (angeln)
    pescar con caña; pescar
  2. fischen (ausschöpfen)
    sacar; aclarar; achicar

Conjugations for fischen:

Präsens
  1. fische
  2. fischst
  3. fischt
  4. fischen
  5. fischt
  6. fischen
Imperfekt
  1. fischte
  2. fischtest
  3. fischte
  4. fischten
  5. fischtet
  6. fischten
Perfekt
  1. habe gefischt
  2. hast gefischt
  3. hat gefischt
  4. haben gefischt
  5. habt gefischt
  6. haben gefischt
1. Konjunktiv [1]
  1. fische
  2. fischest
  3. fische
  4. fischen
  5. fischet
  6. fischen
2. Konjunktiv
  1. fischte
  2. fischtest
  3. fischte
  4. fischten
  5. fischtet
  6. fischten
Futur 1
  1. werde fischen
  2. wirst fischen
  3. wird fischen
  4. werden fischen
  5. werdet fischen
  6. werden fischen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fischen
  2. würdest fischen
  3. würde fischen
  4. würden fischen
  5. würdet fischen
  6. würden fischen
Diverses
  1. fische!
  2. fischt!
  3. fischen Sie!
  5. gefischt
  6. fischend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fischen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pescar Fischerei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achicar ausschöpfen; fischen ausschöpfen; einschrumpfen; geringschätzen; kleinkriegen; kürzen; mindern; minimalisieren; nicht erlauben; schrumpfen; unterdrücken; verachten; verkleinern; vermindern; verringern; verschmähen
aclarar ausschöpfen; fischen aufklären; aufschließen; ausdünnen; auseinandersetzen; auslegen; ausleuchten; begreiflich machen; beleuchten; belichten; bescheinen; bestrahlen; darlegen; deuten; entwalden; erklären; erleuchten; erläutern; erörtern; illustrieren; interpretieren; klären; schildern; verdeutlichen
pescar angeln; fischen abfangen; aufgabeln; auftreiben; bestricken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; etwas bekommen; fangen; fassen; fesseln; grabbeln; greifen; hervorholen
pescar con caña angeln; fischen
sacar ausschöpfen; fischen Unterricht bekommen; abhängen; abkoppeln; abnehmen; abtrennen; abzapfen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; ausheben; aushecken; ausholen; ausmisten; ausnehmen; ausspielen; beschwindeln; bestrafen; betrügen; blamieren; einen Auszug machen; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; extrahieren; fortführen; fortschaffen; herauslösen; herausnehmen; herausziehen; hervorbringen; hinhalten; hinterhertragen; klemmen; kneifen; lernen; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; nach oben ziehen; nachtragen; per Pop entfernen; rügen; schelten; schätzen; studieren; tadeln; treiben; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zapfen; zum Vorschein bringen; zum Vorschein holen; zurechtweisen; zuvorschein ziehen; zwacken; zwicken

Synoniemen voor "fischen":


Wiktionary: fischen

Cross Translation:
FromToVia
• fischen → pescar ↔ fish — intransitive: to try to catch fish
• fischen → pescar ↔ pêcher — Prendre du poisson

Fischen:

Fischen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Fischen (Angelsport; Angeln)
    la pesca con caña

Vertaal Matrix voor Fischen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pesca con caña Angeln; Angelsport; Fischen

Wiktionary: Fischen

Cross Translation:
FromToVia
• Fischen → pesca ↔ fishing — sport of catching fish

Verwante vertalingen van fischen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0329 seconde
Page rendered in 1.0 seconds