Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
stopfen:
- llenar con masilla; zurcir; taponar; enmasillar; tapar huecos; apretar; apretujar; estreñir; producir estreñimiento; calafatear; poetizar; escribir poesía; tragar; atracarse; devorar; atiborrarse; tapar; hartarse; tomar; comer; jalar; engullir; ingerir; comerse; jamar; tragarse; llenarse de comida; tomar combustible; comer con glotonería; abarrotar; atiborrar
- Stopfen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor stopfen (Duits) in het Spaans
stopfen:
-
stopfen (Löcher stopfen; flicken)
llenar con masilla; zurcir; taponar; enmasillar; tapar huecos-
llenar con masilla werkwoord
-
zurcir werkwoord
-
taponar werkwoord
-
enmasillar werkwoord
-
tapar huecos werkwoord
-
-
stopfen (hineinstopfen; pfropfen; vollstopfen)
-
stopfen
-
stopfen
-
stopfen (abdichten; dichten; isolieren; schließen)
calafatear; poetizar; escribir poesía-
calafatear werkwoord
-
poetizar werkwoord
-
escribir poesía werkwoord
-
-
stopfen (fressen)
-
stopfen (aufessen; konsumieren; bunkeren; essen; hinunterschlucken; gebrauchen; speisen; laben; schlucken; zu Abend essen; verzehren; verwerten; auffressen; aufzehren; füttern; verspeisen; aufbrauchen; hineinstopfen; hinunterschlingen)
-
stopfen (abdichten; schließen; dichten; isolieren)
-
stopfen (vollstopfen; pfropfen; schlemmen; fressen; futtern; prassen; hineinstopfen)
-
stopfen (hinunterschlucken; nehmen; verschlucken; hereinkriegen; genießen; schlucken; verschlingen; fressen; verzehren; einstecken; futtern; schlingen; verspeisen; schwelgen; ätzen; vertilgen; auffressen; aufessen; hineinstopfen; bunkern; hinunterschlingen)
tomar; comer; jalar; engullir; tragar; devorar; ingerir; comerse; jamar; tragarse; atiborrarse; atracarse; llenarse de comida; tomar combustible; comer con glotonería-
tomar werkwoord
-
comer werkwoord
-
jalar werkwoord
-
engullir werkwoord
-
tragar werkwoord
-
devorar werkwoord
-
ingerir werkwoord
-
comerse werkwoord
-
jamar werkwoord
-
tragarse werkwoord
-
atiborrarse werkwoord
-
atracarse werkwoord
-
llenarse de comida werkwoord
-
tomar combustible werkwoord
-
comer con glotonería werkwoord
-
-
stopfen (vollfressen; hineinstopfen; pfropfen; fressen; futtern; vollstopfen)
abarrotar; atiborrar; comer con glotonería-
abarrotar werkwoord
-
atiborrar werkwoord
-
comer con glotonería werkwoord
-
Conjugations for stopfen:
Präsens
- stopfe
- stopfst
- stopft
- stopfen
- stopft
- stopfen
Imperfekt
- stopfte
- stopftest
- stopfte
- stopften
- stopftet
- stopften
Perfekt
- habe gestopft
- hast gestopft
- hat gestopft
- haben gestopft
- habt gestopft
- haben gestopft
1. Konjunktiv [1]
- stopfe
- stopfest
- stopfe
- stopfen
- stopfet
- stopfen
2. Konjunktiv
- stopfte
- stopftest
- stopfte
- stopften
- stopftet
- stopften
Futur 1
- werde stopfen
- wirst stopfen
- wird stopfen
- werden stopfen
- werdet stopfen
- werden stopfen
1. Konjunktiv [2]
- würde stopfen
- würdest stopfen
- würde stopfen
- würden stopfen
- würdet stopfen
- würden stopfen
Diverses
- stopf!
- stopft!
- stopfen Sie!
- gestopft
- stopfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor stopfen:
Synoniemen voor "stopfen":
Wiktionary: stopfen
stopfen
Cross Translation:
verb
-
einen Schaden an einem Kleidungsstück mit Faden und Nadel ausbessern, so dass eine Art Gewebe entsteht
- stopfen → zurcir
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stopfen | → atestar; atiborrar | ↔ cram — to press, force, or drive, particularly in filling, or in thrusting one thing into another |
• stopfen | → zurcir | ↔ darn — stitch with thread |
• stopfen | → embozar; obturar; tapar; obstruir; bloquear | ↔ boucher — Traductions à trier suivant le sens |
• stopfen | → rellenar; mechar | ↔ fourrer — introduire, faire entrer, placer en quelque endroit, mettre parmi d’autres choses. |
Stopfen:
-
Stopfen (Zustopfen)
Vertaal Matrix voor Stopfen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
obturar | Stopfen; Zustopfen | |
tapar | Stopfen; Zustopfen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tapar | abdecken; abdichten; abgrenzen; abschirmen; abschliessen; absperren; abzäunen; bedecken; begrenzen; bekleiden; beziehen; dichten; isolieren; kamouflieren; schließen; sperren; stopfen; tarnen; umzäunen; verdecken; verkleiden; verriegeln; verschleiern; verschließen; versehen; zumachen; zuschlagen; zuschütten; zusperren; zustecken; zustopfen; zuwerfen |