Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- beginnen:
-
Wiktionary:
- beginnen → comenzar, empezar, iniciar, principiar, emprender
Duits
Uitgebreide vertaling voor beginnend (Duits) in het Spaans
beginnend:
Synoniemen voor "beginnend":
beginnen:
-
beginnen (anfangen; starten; einsetzen; aufnehmen; anheben)
empezar; comenzar; iniciar; entrar en; emprender; arrancar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento; despegar; activarse-
empezar werkwoord
-
comenzar werkwoord
-
iniciar werkwoord
-
entrar en werkwoord
-
emprender werkwoord
-
arrancar werkwoord
-
ponerse en marcha werkwoord
-
ponerse en movimiento werkwoord
-
despegar werkwoord
-
activarse werkwoord
-
-
beginnen (anfangen; starten)
-
beginnen (anfangen; starten)
-
beginnen (starten; einsetzen; anfangen; antreten; abheben; anheben)
-
beginnen (einführen; introduzieren; einsetzen; einleiten; anfangen)
introducir; introducir alguien a; invitar-
introducir werkwoord
-
introducir alguien a werkwoord
-
invitar werkwoord
-
-
beginnen (empfangen; in Empfang nehmen; annehmen; akzeptieren; hinnehmen; starten)
Conjugations for beginnen:
Präsens
- beginne
- beginnst
- beginnt
- beginnen
- beginnt
- beginnen
Imperfekt
- begann
- begannst
- begann
- begannen
- begannt
- begannen
Perfekt
- habe begonnen
- hast begonnen
- hat begonnen
- haben begonnen
- habt begonnen
- haben begonnen
1. Konjunktiv [1]
- beginne
- beginnest
- beginne
- beginnen
- beginnet
- beginnen
2. Konjunktiv
- begänne
- begännest
- begänne
- begännen
- begännet
- begännen
Futur 1
- werde beginnen
- wirst beginnen
- wird beginnen
- werden beginnen
- werdet beginnen
- werden beginnen
1. Konjunktiv [2]
- würde beginnen
- würdest beginnen
- würde beginnen
- würden beginnen
- würdet beginnen
- würden beginnen
Diverses
- beginn!
- beginnt!
- beginnen Sie!
- begonnen
- beginnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor beginnen:
Synoniemen voor "beginnen":
Wiktionary: beginnen
beginnen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beginnen | → comenzar; iniciar; empezar | ↔ begin — To start, to initiate or take the first step into something. |
• beginnen | → comenzar | ↔ commence — To begin, start |
• beginnen | → empezar; comenzar | ↔ start — to begin |
• beginnen | → iniciar | ↔ beginnen — initiëren |
• beginnen | → empezar; comenzar | ↔ beginnen — aanvangen |
• beginnen | → empezar; comenzar | ↔ aanvangen — beginnen, starten |
• beginnen | → empezar; comenzar; iniciar | ↔ commencer — engager une action ; entreprendre une tâche. |
• beginnen | → comenzar; empezar; principiar | ↔ débuter — commencer. |
• beginnen | → emprender | ↔ entreprendre — prendre la résolution de faire quelque chose, une action, un ouvrage, et commencer à le mettre à exécution. |