Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Zahler:
  2. Zähler:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zähler (Duits) in het Spaans

Zahler:

Zahler [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zahler (Einzahler)
    el pagador
    • pagador [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zahler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pagador Einzahler; Zahler

Zähler:

Zähler zelfstandig naamwoord

  1. Zähler (Besucherzähler)
    el contador

Vertaal Matrix voor Zähler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
contador Besucherzähler; Zähler Administrator; Buchführer; Buchhalter; Replikat-Taktanzahl; Taktanzahl; Wiedergabeanzahl

Synoniemen voor "Zähler":


Wiktionary: Zähler


Cross Translation:
FromToVia
Zähler numerador numerator — in a fraction
Zähler marca tally — any account or score kept by notches or marks
Zähler numerador teller — het getal boven de streep van een breuk