Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- weglegen:
- Weglegen:
-
Wiktionary:
- weglegen → poner aparte
Duits
Uitgebreide vertaling voor weglegen (Duits) in het Spaans
weglegen:
-
weglegen (wegschließen; wegräumen)
-
weglegen (aufräumen; bergen; wegräumen; ausräumen; speichern; abräumen; ausverkaufen; aufheben; abdecken; lagern; bewahren; aufbewahren)
ordenar; recoger la mesa; recoger; meter; almacenar; deshacerse de-
ordenar werkwoord
-
recoger la mesa werkwoord
-
recoger werkwoord
-
meter werkwoord
-
almacenar werkwoord
-
deshacerse de werkwoord
-
-
weglegen (ablegen; hinlegen; abstellen; zurücklegen; einstellen; unterstellen; fortsetzen; abschießen; betten; einstallen)
apartar; poner en el establo; poner en el garaje; poner a un lado; depositar sobre-
apartar werkwoord
-
poner en el establo werkwoord
-
poner en el garaje werkwoord
-
poner a un lado werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
Conjugations for weglegen:
Präsens
- lege weg
- legst weg
- legt weg
- legen weg
- legt weg
- legen weg
Imperfekt
- legte weg
- legtest weg
- legte weg
- legten weg
- legtet weg
- legten weg
Perfekt
- habe weggelegt
- hast weggelegt
- hat weggelegt
- haben weggelegt
- habt weggelegt
- haben weggelegt
1. Konjunktiv [1]
- lege weg
- legest weg
- lege weg
- legen weg
- leget weg
- legen weg
2. Konjunktiv
- legte weg
- legtest weg
- legte weg
- legten weg
- legtet weg
- legten weg
Futur 1
- werde weglegen
- wirst weglegen
- wird weglegen
- werden weglegen
- werdet weglegen
- werden weglegen
1. Konjunktiv [2]
- würde weglegen
- würdest weglegen
- würde weglegen
- würden weglegen
- würdet weglegen
- würden weglegen
Diverses
- leg weg!
- legt weg!
- legen Sie weg!
- weggelegt
- weglegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor weglegen:
Synoniemen voor "weglegen":
Wiktionary: weglegen
weglegen
-
etwas von der Stelle, an der es sich befindet, entfernen und an einer anderen Stelle belassen
- weglegen → poner aparte
Weglegen:
-
Weglegen (Beiseite legen)
Vertaal Matrix voor Weglegen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
apartar | Beiseite legen; Weglegen | Abdrehen; Abwenden; Wegdrehen |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
apartar | abhängen; abkoppeln; ablegen; abschicken; abschieben; abschießen; absenden; absondern; abstellen; abtrennen; abwenden; akkomodieren; andrehen; auf die Seite legen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; auseinandersetzen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; aussondern; beherbergen; beiseitelegen; betten; einquartieren; einschicken; einsenden; einstallen; einstellen; fortsetzen; herumdrehen; hinlegen; isolieren; jemandem Unterkunft bieten; kehren; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; schicken; schwenken; separieren; sich drehen; spreizen; treiben; trennen; umdrehen; umkehren; unterbringen; unterstellen; verschicken; versenden; weglegen; wegschicken; wenden; zum Versand bringen; zurücklegen; zusenden |