Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: schikanieren

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: schikanieren

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. schikanieren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor schikanieren (Duits) in het Spaans

schikanieren:

schikanieren werkwoord (schikaniere, schikanierst, schikaniert, schikanierte, schikaniertet, schikanier)

  1. schikanieren (jemandem lästig fallen; plagen; zusetzen)
    molestar; atormentar; fastidiar; castigar; afligir; gastar bromas
  2. schikanieren (piesacken; ärgern; triezen; )
    provocar; fastidiar; hacer rabiar; irritar
  3. schikanieren (quälen; plagen; triezen; )
    fastidiar; hacer la puñeta; molestar; provocar; incordiar
  4. schikanieren (noergeln)
    dar la lata; armar follón; dar el tostón
  5. schikanieren (brutal vorgehen; brüskieren)
    amargar; brutalizar; amargar la vida
  6. schikanieren (entgegenarbeiten; wettern; hindern; )
    comportarse de forma mezquina

Conjugations for schikanieren:

Präsens
  1. schikaniere
  2. schikanierst
  3. schikaniert
  4. schikanieren
  5. schikaniert
  6. schikanieren
Imperfekt
  1. schikanierte
  2. schikaniertest
  3. schikanierte
  4. schikanierten
  5. schikaniertet
  6. schikanierten
Perfekt
  1. habe schikanier
  2. hast schikanier
  3. hat schikanier
  4. haben schikanier
  5. habt schikanier
  6. haben schikanier
1. Konjunktiv [1]
  1. schikaniere
  2. schikanierest
  3. schikaniere
  4. schikanieren
  5. schikanieret
  6. schikanieren
2. Konjunktiv
  1. schikanierte
  2. schikaniertest
  3. schikanierte
  4. schikanierten
  5. schikaniertet
  6. schikanierten
Futur 1
  1. werde schikanieren
  2. wirst schikanieren
  3. wird schikanieren
  4. werden schikanieren
  5. werdet schikanieren
  6. werden schikanieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde schikanieren
  2. würdest schikanieren
  3. würde schikanieren
  4. würden schikanieren
  5. würdet schikanieren
  6. würden schikanieren
Diverses
  1. schikanier!
  2. schikaniert!
  3. schikanieren Sie!
  5. schikanier
  6. schikanierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schikanieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fastidiar Piesacken; Quälen; Sekkieren
provocar Anrichten; Piesacken; Provozieren; Quälen; Sekkieren; Verursachen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afligir jemandem lästig fallen; plagen; schikanieren; zusetzen aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
amargar brutal vorgehen; brüskieren; schikanieren verbittern; verderben; vergällen; verhunzen; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; ärgern
amargar la vida brutal vorgehen; brüskieren; schikanieren
armar follón noergeln; schikanieren strudeln
atormentar jemandem lästig fallen; plagen; schikanieren; zusetzen anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; aufziehen; bescheißen; ermuntern; erwecken; foppen; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verarschen; verursachen
brutalizar brutal vorgehen; brüskieren; schikanieren
castigar jemandem lästig fallen; plagen; schikanieren; zusetzen bestrafen; jemandem zurichten; kasteien; strafen; züchtigen
comportarse de forma mezquina entgegenarbeiten; entgegenwirken; hindern; hintertreiben; imMagenliegen; schikanieren; wettern streiten; zanken
dar el tostón noergeln; schikanieren
dar la lata noergeln; schikanieren drängen; durchstoßen; einhämmern; einrammen; etwas durchbringen; etwas durchdrücken; flennen; heulen; jammern; langweilig sein; nerven; salbadern; schluchzen; weinen; wimmern; winseln
fastidiar belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; jemandem lästig fallen; martern; piesacken; plagen; provozieren; quälen; reizen; schikanieren; schinden; striezen; triezen; tyrannisieren; wegekeln; zusetzen; ärgern auf die Nerven gehen; aufziehen; beanstanden; belästigen; bescheißen; eitern; erregen; etwas auf dem Herzen haben; etwas im Magen liegen; foppen; geringschätzen; hinters Licht führen; irreführen; irritieren; klagen; neppen; nerven; prickeln; reizen; reklamieren; sich beschweren; sich eklig benehmen; streiten; stören; verachten; verarschen; vergraulen; verladen; verschmähen; weg ekeln; zanken; ärgern
gastar bromas jemandem lästig fallen; plagen; schikanieren; zusetzen
hacer la puñeta belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
hacer rabiar piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
incordiar belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln aufziehen; bescheißen; foppen; hinters Licht führen; irreführen; langweilig sein; neppen; salbadern; verarschen
irritar piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
molestar belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; jemandem lästig fallen; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln; zusetzen Schaden zufügen; eitern; foppen; schaden; sich eklig benehmen; streiten; stören; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln; zanken
provocar belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; provozieren; quälen; reizen; schikanieren; schinden; striezen; triezen; tyrannisieren; wegekeln; zusetzen; ärgern aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; anregen; anreizen; anrichten; anschüren; anspornen; anstiften; antreiben; antun; aufhetzen; aufjagen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; auslösen; ausmachen; ausnehmen; bejauchzen; beleben; bestimmen; bewirken; einflüstern; eingeben; einhelfen; eitern; entlocken; ermessen; ermuntern; ermutigen; erwecken; erzeugen; feiern; foppen; forttreiben; herausfordern; herauslocken; herbeiführen; hervorrufen; jemanden zu etwas ermuntern; jubeln; komplimentieren; motivieren; neubeleben; nötigen; prophezeien; provozieren; provuzieren; raten; reizen; schätzen; schüren; sich eklig benehmen; soufflieren; stimulieren; suggerieren; taxieren; unterstützen; veranlassen; veranschlagen; verarschen; vergraulen; verladen; verursachen; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; wecken; weg ekeln; zujauchzen; zujubeln; zuraten; zusprechen; überschlagen

Synoniemen voor "schikanieren":


Wiktionary: schikanieren

Cross Translation:
FromToVia
• schikanieren → intimidar; acosar; chulear ↔ bully — to intimidate
• schikanieren → brutalizar ↔ brutaliseren — met grofheid of geweld bejegenen
• schikanieren → disputar; criticar; zaherir ↔ chicaner — user de chicane.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1104 seconde
Page rendered in 1.0 seconds