Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
belügen:
-
Wiktionary:
belügen → mentir -
Synoniemen voor "belügen":
vorgeben; anlügen; anschwindeln; bemogeln; beschummeln; beschwindeln; betrügen; cheaten; die Unwahrheit sagen; flunkern; lügen; mogeln; schwindeln; verschaukeln
-
Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor belügen (Duits) in het Spaans
belügen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- übel: mal; mareado; vil; infame; falso; maligno; ruin; soez; malicioso; pérfido; teniendo su período; malo; enfadado; enojado; feroz; malvado; indignado; rudo; furioso; rabioso; atravesado; frenético; desafinado; airado; enfurecido; colérico; indebidamente; malamente; falsamente; falsificado; con un humor de perros
- Gen: gene
- Übel: mal; queja; enfermedad; inconveniente; llanto; reclamación; suspiro; reproche; querella; dolencia; objeción; lamentación; dolor; daño; defecto; deficiencia; imperfección; molestia; molestias; incomodidad; achaque; alifafe; trastorno; abandono; descuido; desorden; enredo; desidia; desarreglo; neglicencia; incuria
Spelling Suggesties voor: belügen
belügen:
Synoniemen voor "belügen":
Computer vertaling door derden:
Spaans