Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Kürzung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Kürzung (Duits) in het Spaans

Kürzung:

Kürzung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Kürzung (Preisreduzierung; Abzug)
    la rebaja
    • rebaja [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Kürzung (Einschränkung; Einsparung)
    la reducción; la poda; la restricción
  3. die Kürzung (Beschneidung)
    el podar; el despuntar
    • podar [el ~] zelfstandig naamwoord
    • despuntar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Kürzung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
despuntar Beschneidung; Kürzung
poda Einschränkung; Einsparung; Kürzung Beschneidung; Herabsetzung; Lohnverminderung; Schrumpfung; Schändung; Senkung; Stutzzeit; Verminderung; Verringerung
podar Beschneidung; Kürzung
rebaja Abzug; Kürzung; Preisreduzierung Abschlag; Baisse; Ermäßigung; Herabsetzung; Konjunkturrückgang; Nachlaß; Preisnachlaß; Preissenkung; Rabatt; Reduktion; Reduzierung; Rezession; Skonto
reducción Einschränkung; Einsparung; Kürzung Abnahme; Abschlag; Abschwächung; Beschneidung; Einschränkung; Einsparung; Ermäßigung; Herabsetzung; Preisnachlaß; Preissenkung; Reduktion; Reduzierung; Rückgang; Skonto; Verminderung; Verringerung; weniger werden
restricción Einschränkung; Einsparung; Kürzung Bedingung; Begrenzung; Beschneidung; Beschränkung; Einschränkung; Einsparung; Forderung; Klausel; Kondition; Kriterium; Limit; Maßstab; Restriktion; Verminderung; Voraussetzung; Vorbehalt
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
podar abkürzen; beschneiden; kürzen; schneiden; stutzen; wegschneiden

Synoniemen voor "Kürzung":


Wiktionary: Kürzung

Kürzung
noun
  1. Handlung und Ereignis, etwas kurz zu machen