Erlebnis: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Erlebnis:
- experiencia; vivencia; habilidad; práctica; destreza; rutina
Wiktionary:
- Erlebnis → acontecimiento, experiencia, vivencia
- Erlebnis → vivencia, experiencia

Duits

Uitgebreide vertaling voor Erlebnis (Duits) in het Spaans

Erlebnis:

Erlebnis [das ~] zelfstandig naamwoord

Erlebnis (Erfahrung)
la experiencia
- experiencia [la ~] zelfstandig naamwoord
Erlebnis (Erleben)
la experiencia; la vivencia
- experiencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- vivencia [la ~] zelfstandig naamwoord
Erlebnis (Erkenntnis; Erfahrung)
la experiencia; la habilidad; la práctica; la destreza; la rutina
- experiencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- habilidad [la ~] zelfstandig naamwoord
- práctica [la ~] zelfstandig naamwoord
- destreza [la ~] zelfstandig naamwoord
- rutina [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Erlebnis:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
destreza	Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis	Behendigkeit; Fertigkeit; Fingerfertigkeit; Fähigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Handfertigkeit; Kampf; Kenntnisse; Krieg; Kunst; Können; Könnerschaft; Schlacht; Tüchtigkeit; Wissen
experiencia	Erfahrung; Erkenntnis; Erleben; Erlebnis	Behendigkeit; Bewandertheit; Erfahrung; Erleben; Facharbeit; Fachmannschaft; Fachwerk; Fertigkeit; Fähigkeit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Geübtheit; Handwerk; Kenntnisse; Kunst; Können; Könnerschaft; Praxis; Routine; Tüchtigkeit; Wissen; fachmännische Können; sehr erfahren sein
habilidad	Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis	Abgefeimtheit; Durchtriebenheit; Erfahrung; Falschheit; Fertigkeit; Fähigkeit; Gelehrtheit; Geriebenheit; Gerissenheit; Geschicklichkeit; Geschicktheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Gewiegtheit; Geübtheit; Handfertigkeit; Hinterlist; Kampf; Kenntnis; Kenntnisse; Klugheit; Kniff; Krieg; Kunst; Können; Könnerschaft; Künste; Listigkeit; Niederträchtigkeit; Pfiffigkeit; Praxis; Routine; Sachverstand; Schlacht; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Schärfe; Spitzfindigkeit; Spitzigkeit; Trick; Tüchtigkeit; Verschlagenheit; Wissen; Witzigkeit
práctica	Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis	Ausübung; Erfahrung; Geübtheit; Praxis; Routine; Übungsaufgabe
rutina	Erfahrung; Erkenntnis; Erlebnis	Alltagstrott; Einerlei; Eintönigkeit; Erfahrung; Geübtheit; Gleichförmigkeit; Praxis; Routine; Schablone; Stereotyp; vorbestimmes Schema
vivencia	Erleben; Erlebnis	Erleben

Synoniemen voor "Erlebnis":

Erfahrung; Erleben

Wiktionary: Erlebnis

Erlebnis

noun

ein bemerkenswertes Ereignis, das jemand erfahren hat
- Erlebnis → acontecimiento; experiencia; vivencia

Cross Translation:

From	To	Via
• Erlebnis	→ vivencia; experiencia	↔ experience — event(s) of which one is cognizant
• Erlebnis	→ experiencia	↔ experience — activity which one has performed
• Erlebnis	→ experiencia	↔ experience — collection of events and/or activities from which an individual or group may gather knowledge
• Erlebnis	→ experiencia	↔ ervaring — een vorm van kennis

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Erlebnis

Uitgebreide vertaling voor Erlebnis (Duits) in het Spaans

Erlebnis:

Erlebnis [das ~] zelfstandig naamwoord

Erlebnis (Erfahrung)

Erlebnis (Erleben)

Erlebnis (Erkenntnis; Erfahrung)

Vertaal Matrix voor Erlebnis:

Synoniemen voor "Erlebnis":

Wiktionary: Erlebnis