Einladen: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

einladen:
- invitar; convidar; cargar; fletar; recargar; embarcar; recibir; acoger; estibar
Einladen:
- embarque; cargamento
- Invitar
Wiktionary:
- einladen → invitar, convidar
- Einladen → invitación

Duits

Uitgebreide vertaling voor einladen (Duits) in het Spaans

einladen:

einladen werkwoord (lade ein, lädst ein, lädt ein, lud ein, ludet ein, eingeladen)

einladen (engagieren)
invitar; convidar
- invitar werkwoord
- convidar werkwoord
einladen (beladen; laden; befrachten; aufladen)
cargar; fletar; recargar
- cargar werkwoord
- fletar werkwoord
- recargar werkwoord
einladen (laden; aufladen; verladen; befrachten; beladen)
cargar; embarcar; recargar
- cargar werkwoord
- embarcar werkwoord
- recargar werkwoord
einladen (bewirten; empfangen)
recibir; acoger
- recibir werkwoord
- acoger werkwoord
einladen (elektricität aufladen; belasten; laden; aufladen; beladen; befrachten)
cargar; estibar; recargar; fletar
- cargar werkwoord
- estibar werkwoord
- recargar werkwoord
- fletar werkwoord
einladen
invitar
- invitar werkwoord

Conjugations for einladen:

Präsens

lade ein
lädst ein
lädt ein
laden ein
ladt ein
laden ein

Imperfekt

lud ein
ludest ein
lud ein
luden ein
ludet ein
luden ein

Perfekt

habe eingeladen
hast eingeladen
hat eingeladen
haben eingeladen
habt eingeladen
haben eingeladen

1. Konjunktiv [1]

lade ein
ladest ein
lade ein
laden ein
ladet ein
laden ein

2. Konjunktiv

lüde ein
lüdest ein
lüde ein
lüden ein
lüdet ein
lüden ein

Futur 1

werde einladen
wirst einladen
wird einladen
werden einladen
werdet einladen
werden einladen

1. Konjunktiv [2]

würde einladen
würdest einladen
würde einladen
würden einladen
würdet einladen
würden einladen

Diverses

lad ein!
ladt ein!
laden Sie ein!
eingeladen
einladend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor einladen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cargar		Auslastung; Befrachtung; Beladung; Fracht; Frachtgut; Laden; Ladung
estibar		Stauen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acoger	bewirten; einladen; empfangen	abfangen; absorbieren; ainnehmen; annehmen; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen; bewirten; ehren; einen ausgeben; feiern; festlich bewirten; spendieren
cargar	aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden; verladen	anrechnen; aufladen; auftragen; beauftragen; elektrizieren; fakturieren; füllen; hochladen; plombieren; schleppen; tragen; wuchten
convidar	bitten; einladen; engagieren	bewirten; ehren; einen ausgeben; einladen auf; feiern; festlich bewirten; spendieren
embarcar	aufladen; befrachten; beladen; einladen; laden; verladen	einschiffen; einsteigen; entern; verladen
estibar	aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden	aufstauen; fortbewegen; stauen; vor sich hertreiben; vorwärts treiben
fletar	aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden	einmieten; mieten; pachten
invitar	bitten; einladen; engagieren	anfangen; beginnen; einen ausgeben; einführen; einladen auf; einleiten; einsetzen; introduzieren
recargar	aufladen; befrachten; beladen; belasten; einladen; elektricität aufladen; laden; verladen	erneut laden; nachladen
recibir	bewirten; einladen; empfangen	Unterricht bekommen; akzeptieren; annehmen; beginnen; begrüßen; bekommen; empfangen; entgegenehmen; erhalten; grüßen; hinnehmen; in Empfang nehmen; kriegen; lernen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen; starten; studieren

Synoniemen voor "einladen":

anhalten; auffordern; bitten
empfangen

Wiktionary: einladen

einladen

-
- einladen → invitar
jemanden freundlich auffordern, bitten, zu kommen oder mitzugehen, um gemeinsam etwas zu tun
- einladen → invitar

Cross Translation:

From	To	Via
• einladen	→ invitar; convidar	↔ invite — ask for the presence or participation of someone
• einladen	→ convidar	↔ uitnodigen — iemand verzoeken iets bij te wonen
• einladen	→ invitar	↔ inviter — convier, prier de se trouver, de se rendre quelque part, d’assister à quelque cérémonie, etc.

Einladen:

Einladen [das ~] zelfstandig naamwoord

Einladen (Verladung; Einschiffung; Verschiffung)
el embarque; el cargamento
- embarque [el ~] zelfstandig naamwoord
- cargamento [el ~] zelfstandig naamwoord

Einladen

Einladen
Invitar
- Invitar

Vertaal Matrix voor Einladen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cargamento	Einladen; Einschiffung; Verladung; Verschiffung	Beladung; Durcheinander; Finanzielle Last; Fracht; Frachtgut; Fuhre; Gezänk; Gut; Ladung; Scherrerei; Schiffsfracht; Schiffsladung; Schub
embarque	Einladen; Einschiffung; Verladung; Verschiffung	Einschiffung; Verladung
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Invitar	Einladen

Wiktionary: Einladen

Cross Translation:

From	To	Via
• Einladen	→ invitación	↔ invitation — act of inviting

Verwante vertalingen van einladen

einladen auf

Remove Ads

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: einladen

Uitgebreide vertaling voor einladen (Duits) in het Spaans

einladen:

einladen werkwoord (lade ein, lädst ein, lädt ein, lud ein, ludet ein, eingeladen)

einladen (engagieren)

einladen (beladen; laden; befrachten; aufladen)

einladen (laden; aufladen; verladen; befrachten; beladen)

einladen (bewirten; empfangen)

einladen (elektricität aufladen; belasten; laden; aufladen; beladen; befrachten)

einladen

Conjugations for einladen:

Präsens

Imperfekt

Perfekt

1. Konjunktiv [1]

2. Konjunktiv

Futur 1

1. Konjunktiv [2]

Diverses

Vertaal Matrix voor einladen:

Synoniemen voor "einladen":

Wiktionary: einladen

Einladen:

Einladen [das ~] zelfstandig naamwoord

Einladen (Verladung; Einschiffung; Verschiffung)

Einladen

Einladen

Vertaal Matrix voor Einladen:

Wiktionary: Einladen

Verwante vertalingen van einladen