Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Donnern

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Donnern

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. donnern:
  2. Donnern:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Donnern (Duits) in het Spaans

donnern:

donnern werkwoord (donnere, donnerst, donnert, donnerte, donnertet, gedonnert)

  1. donnern (knallen; bumsen; krachen; schmettern; ballern)
    estallar; tronar; detonar
  2. donnern (blitzen; gewittern; fallen; )
    tormentar; haber tormenta
  3. donnern (brüllen; rasen; wüten)
    rabiar
  4. donnern (herausschreien; rasen; schreien; )
    ladrar; chillar; hacer estragos; gritar; vocear; dar voces; dar gritos; gritar a voces; pegar voces
  5. donnern (brüllen; rasen; toben; schallen)
    bramar; despotricar; vociferar

Conjugations for donnern:

Präsens
  1. donnere
  2. donnerst
  3. donnert
  4. donneren
  5. donnert
  6. donneren
Imperfekt
  1. donnerte
  2. donnertest
  3. donnerte
  4. donnerten
  5. donnertet
  6. donnerten
Perfekt
  1. habe gedonnert
  2. hast gedonnert
  3. hat gedonnert
  4. haben gedonnert
  5. habt gedonnert
  6. haben gedonnert
1. Konjunktiv [1]
  1. donnere
  2. donnerest
  3. donnere
  4. donneren
  5. donneret
  6. donneren
2. Konjunktiv
  1. donnerte
  2. donnertest
  3. donnerte
  4. donnerten
  5. donnertet
  6. donnerten
Futur 1
  1. werde donnern
  2. wirst donnern
  3. wird donnern
  4. werden donnern
  5. werdet donnern
  6. werden donnern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde donnern
  2. würdest donnern
  3. würde donnern
  4. würden donnern
  5. würdet donnern
  6. würden donnern
Diverses
  1. donner!
  2. donnert!
  3. donneren Sie!
  5. gedonnert
  6. donnerend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor donnern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chillar Johlen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bramar brüllen; donnern; rasen; schallen; toben ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kreischen; lautauf schreien; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; schreien; skandieren; toben; weinen; wettern
chillar bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen aufschreien; ausschimpfen; beanstanden; beschimpfen; brüllen; flennen; flüstern; herausschreien; heulen; jammern; jauchzen; johlen; jubeln; jucken; keifen; klagen; knarren; knirschen; kratzen; kreischen; lautauf schreien; lispeln; lärmen; meckern; piepsen; plärren; poltern; quietschen; raunen; rufen; schelten; schimpfen; schluchzen; schmettern; schreien; sich beschweren; sich scheuern; skandieren; toben; tuscheln; weinen; wettern; wimmern; winseln; zischeln
dar gritos bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; herausschreien; heulen; johlen; kläffen; kreischen; lautauf schreien; plärren; rufen; schreien; skandieren
dar voces bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; herausschreien; heulen; johlen; kläffen; kreischen; lautauf schreien; plärren; rufen; schreien; skandieren
despotricar brüllen; donnern; rasen; schallen; toben ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; wettern
detonar ballern; bumsen; donnern; knallen; krachen; schmettern hinschmeißen; schmeißen
estallar ballern; bumsen; donnern; knallen; krachen; schmettern aneignen; anfahren; anlernen; anschnauzen; aufbersten; aufbrechen; aufspringen; auseinanderplatzen; ausfallen gegen; bersten; brennend òffnen; einpauken; erlernen; explodieren; herausbrechen; hervorbrechen; hinabspringen; hineinfallen; hinfallen; hinschmeißen; hinunterspringen; hinüberspringen; lernen; losbrechen; platzen; plumpsen; sabotieren; schmeißen; springen; studieren; vorsätzlich kaputtmachen; waten; zerbrechen; zerspringen; zerstören; zusammenbrechen; überspringen
gritar bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen aufschreien; ausschimpfen; brüllen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kläffen; kreischen; lautauf schreien; plärren; rufen; schreien; skandieren; toben; weinen; zurufen
gritar a voces bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; herausschreien; johlen; kläffen; schreien
haber tormenta blitzen; donnern; ertönen; fallen; geifern; gewittern; grollen; grunzen; knallen; schleudern; schmatzen; schmeißen; schmettern; stürzen; tosen; wettern
hacer estragos bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen ausschimpfen; beschimpfen; fluchen; meckern; schelten; schimpfen; wettern
ladrar bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen anfahren; anschnauzen; bellen; kläffen
pegar voces bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; heulen; schreien; skandieren
rabiar brüllen; donnern; rasen; wüten anschnauzen; anschreien; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; ausfahren; ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen; maulen; meckern; rasen; schelten; schimpfen; schmollen; toben; tosen; wettern; wüten; wütend sein
tormentar blitzen; donnern; ertönen; fallen; geifern; gewittern; grollen; grunzen; knallen; schleudern; schmatzen; schmeißen; schmettern; stürzen; tosen; wettern
tronar ballern; bumsen; donnern; knallen; krachen; schmettern ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; echoen; erschallen; fluchen; hallen; hinschmeißen; lärmen; meckern; poltern; schallen; schelten; schimpfen; schmeißen; wettern; widerhallen; widerschallen
vocear bellen; brüllen; donnern; dröhnen; fegen; grassieren; hausen; herausschreien; heulen; jagen; johlen; kläffen; poltern; rasen; sausen; schallen; schreien; singen; skandieren; toben; tosen; wettern; wüten; zischen brüllen; heulen; plärren; quaken; schreien; skandieren
vociferar brüllen; donnern; rasen; schallen; toben anschnauzen; anschreien; ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; herausschreien; heulen; jauchzen; johlen; jubeln; keifen; kreischen; lautauf schreien; lärmen; meckern; plärren; poltern; schelten; schimpfen; schmettern; schreien; skandieren; toben; weinen; wettern

Synoniemen voor "donnern":


Wiktionary: donnern

donnern
verb
  1. unpersönlich, (intransitiv) es donnert: aufgrund eines Blitzes entsteht ein lautes Geräusch
Cross Translation:
FromToVia
• donnern → tronar ↔ thunder — to make a noise like thunder
• donnern → tronar ↔ tonner — Faire éclater le tonnerre.

Donnern:

Donnern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Donnern (Gewitter; Donnerwetter)
    la tronada; la tormenta
    • tronada [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tormenta [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. Donnern (Gewitter)
    la tormenta
  3. Donnern (Donner; Gepolter)
    el trueno
    • trueno [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Donnern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tormenta Donnern; Donnerwetter; Gewitter Gewitter; Gewitterböhe; Gewitterschauer; Notwehr; Sturm; Stürmigkeit; Unwetter
tronada Donnern; Donnerwetter; Gewitter
trueno Donner; Donnern; Gepolter Donnerschlag; Gebrüll; Geheule; Gepolter; Getobe; Getöse; Windgetöse; Windheulen

Wiktionary: Donnern

Cross Translation:
FromToVia
• Donnern → estruendo ↔ thunder — deep, rumbling noise







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1158 seconde
Page rendered in 1.0 seconds