Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Weide (Duits) in het Spaans

Weide:

Weide [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Weide (Grasland; Wiese)
    la hierba; el prado; la pradera; el pasto; la tierra de pasto; la tierra de pastoreo
  2. die Weide (Wiese)
    el prado
    • prado [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Weide (Weidenbaum)
    el sauce
    • sauce [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Weide:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hierba Grasland; Weide; Wiese Gras; Marihuana
pasto Grasland; Weide; Wiese Futterkabel; Speisekabel
pradera Grasland; Weide; Wiese Grasebene; Pampa; Prärie; Steppe
prado Grasland; Weide; Wiese Grasebene; Pampa; Prärie; Steppe
sauce Weide; Weidenbaum
tierra de pasto Grasland; Weide; Wiese
tierra de pastoreo Grasland; Weide; Wiese

Synoniemen voor "Weide":


Wiktionary: Weide

Weide
noun
  1. Botanik: Laubgehölz aus der Gattung Salix
  2. Wiese, auf der man Vieh hält

Cross Translation:
FromToVia
Weide prado; vega meadow — field or pasture
Weide pasto; pradera pasture — land on which cattle can be kept for feeding
Weide mimbre wicker — flexible branch or twig
Weide sauce willow — tree
Weide pradera; dehesa; prado; pastizal weiland — een stuk grasland in gebruik voor de begrazing door vee
Weide pradera; dehesa; prado; pastizal pâturage — agri|fr lieu couvert d’herbe où les bestiaux pâturer.
Weide pradera; dehesa; prado; pastizal; alimento; forraje; pasto verde pâture — éleva|fr nourriture des bêtes, des oiseaux, des poissons.
Weide sauce saule — Arbre

weiden:

weiden werkwoord (weide, weidest, weidet, weidete, weidetet, geweidet)

  1. weiden (grasen)
    pastar; pacer

Conjugations for weiden:

Präsens
  1. weide
  2. weidest
  3. weidet
  4. weiden
  5. weidet
  6. weiden
Imperfekt
  1. weidete
  2. weidetest
  3. weidete
  4. weideten
  5. weidetet
  6. weideten
Perfekt
  1. habe geweidet
  2. hast geweidet
  3. hat geweidet
  4. haben geweidet
  5. habt geweidet
  6. haben geweidet
1. Konjunktiv [1]
  1. weide
  2. weidest
  3. weide
  4. weiden
  5. weidet
  6. weiden
2. Konjunktiv
  1. weidete
  2. weidetest
  3. weidete
  4. weideten
  5. weidetet
  6. weideten
Futur 1
  1. werde weiden
  2. wirst weiden
  3. wird weiden
  4. werden weiden
  5. werdet weiden
  6. werden weiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde weiden
  2. würdest weiden
  3. würde weiden
  4. würden weiden
  5. würdet weiden
  6. würden weiden
Diverses
  1. weid!
  2. weidet!
  3. weiden Sie!
  4. geweidet
  5. weidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor weiden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pacer grasen; weiden grasen
pastar grasen; weiden grasen

Synoniemen voor "weiden":


Wiktionary: weiden


Cross Translation:
FromToVia
weiden campear; pastar; apacentar grazen — het eten van gras en andere bodemvegetatie zoals bijvoorbeeld runderen dit doen
weiden pastar pasture — to herd animals into a pasture
weiden pacer paîtrebrouter l’herbe, la manger sur la racine, ou se nourrir de certains fruits tombés par terre, parler des animaux.