Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Bogen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Bogen

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Bogen:
  2. Bögen:
  3. biegen:
  4. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bogen (Duits) in het Spaans

Bogen:

Bogen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bogen (Kurve; Rundung; Krümmung; Wölbung)
    la curva; la vuelta; el cimbreo; el arco; la revuelta; la curvatura
    • curva [la ~] zelfstandig naamwoord
    • vuelta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cimbreo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • arco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • revuelta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • curvatura [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Bogen (Wölbung; Biegung; Rundung)
    la cimbra; el arco; la curva
    • cimbra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • arco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • curva [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Bogen (Handbogen; Armbrust; Handbögen)
    el arco; la curva
    • arco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • curva [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Bogen (Geigenbogen)
    el arco de un instrumento musical
  5. der Bogen (Geigenbogen; Streichbogen)
    el arco; el rasero; el arco de violín
  6. der Bogen
    la curvatura

Vertaal Matrix voor Bogen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arco Armbrust; Biegung; Bogen; Geigenbogen; Handbogen; Handbögen; Krümmung; Kurve; Rundung; Streichbogen; Wölbung Krümme; Krümmung; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
arco de un instrumento musical Bogen; Geigenbogen
arco de violín Bogen; Geigenbogen; Streichbogen
cimbra Biegung; Bogen; Rundung; Wölbung
cimbreo Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung
curva Armbrust; Biegung; Bogen; Handbogen; Handbögen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung Beigung; Beugung; Biegung; Drehung; Krümme; Krümmung; Kurve; Richtungsveränderung; Rundung; Schleife; Suppe; Umschwung; Wende; Wendung; Windung; Wölbung; Zeug
curvatura Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung Beugung; Biegung; Drehung; Krummheit; Krümme; Krümmung; Kurve; Schleife; Windung
rasero Bogen; Geigenbogen; Streichbogen
revuelta Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung Auflauf; Auflehnung; Aufruhr; Aufstand; Beugung; Biegung; Drehung; Empörung; Erhebung; Krawall; Krümme; Krümmung; Kurve; Rebellion; Schleife; Schlägerei; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand; Windung
vuelta Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung Ankunft; Ausflug; Bahn; Biegung; Comeback; Drehung; Erfahrung; Erkundungsgang; Erkundungsgänge; Exkursion; Heimkehr; Heimkunft; Heimkünfte; Heimreise; Hinterseite; Inversion; Kehrseite; Kettenring; Kleingeld; Kreis; Kurve; Lehne; Revolution; Ring; Rotation; Runde; Rundfahrt; Rundgang; Rückenlehne; Rückenseite; Rückenstück; Rückenstütze; Rückfahrt; Rückkehr; Rückreise; Rückseite; Rückweg; Rückzug; Schattenseite; Schulausflug; Schwenkung; Schwung; Spaziergang; Studienreise; Tagesausflug; Tagestour; Torsion; Umbruch; Umdrehung; Umschwung; Umsturz; Verkehr; Wandlung; Wechselgeld; Wende; Wendepunkt; Wendung; Zirkel; Zyklus

Synoniemen voor "Bogen":


Wiktionary: Bogen

Bogen
noun
  1. Typografie: Element der Notenschrift über zwei gleich hohen Noten zur Verlängerung des Tones
  2. nach bestimmten, meist standardisierten Maßen beschnittenes bzw. geschöpftes Papier
  3. Musik: mit Haar bespannter hölzerner Stab zum Bespielen von Saiteninstrumenten
  4. Sport, Jagd, Militär: aus Holz gefertigte und mit einer Sehne versehene Schusswaffe zum Abschießen von Pfeilen
  5. Bauwesen: Bauteil über Öffnungen und Raum zum Tragen darüberliegender Bauteile
  6. allgemein und Mathematik: gekrümmte, in der Regel mathematisch beschreibbare Linie, Kurve
Cross Translation:
FromToVia
• Bogen → arco ↔ arc — geometry: part of a curve
• Bogen → curva ↔ arc — curve
• Bogen → arco ↔ arch — inverted U shape
• Bogen → arco ↔ arch — arrangement of trapezoidal stones
• Bogen → arco ↔ arch — architectural element
• Bogen → arco ↔ archway — passageway covered by an arch
• Bogen → arco ↔ bow — weapon used for shooting arrows
• Bogen → arco ↔ bow — rod used for playing stringed instruments
• Bogen → arco ↔ arc — Arme
• Bogen → arco ↔ arche — Partie cintrer d’un pont, d’un aqueduc, d’un viaduc sous laquelle l’eau passer ou sous laquelle circulent les voyageurs.

Bögen:

Bögen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bögen
    el arcos; la bóvedas
    • arcos [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bóvedas [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Bögen
    el arcos
    • arcos [el ~] zelfstandig naamwoord

Bögen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bögen (Streichbögen)
    el raseros
    • raseros [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bögen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arcos Bögen
bóvedas Bögen
raseros Bögen; Streichbögen

Bogen vorm van biegen:

biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)

  1. biegen (krummbiegen; beugen; krümmen; umbiegen; verbiegen)
    torcer
  2. biegen (sichbeugen; beugen; krümmen; )
    torcer; inclinarse; encorvar; arquear; doblar; combar; doblarse; hacer una reverencia
  3. biegen (umbiegen; verbiegen)
    torcer; doblar; doblarse
  4. biegen (umbiegen)
    doblar

Conjugations for biegen:

Präsens
  1. biege
  2. biegst
  3. biegt
  4. biegen
  5. biegt
  6. biegen
Imperfekt
  1. bog
  2. bogst
  3. bog
  4. bogen
  5. bogt
  6. bogen
Perfekt
  1. habe gebogen
  2. hast gebogen
  3. hat gebogen
  4. haben gebogen
  5. habt gebogen
  6. haben gebogen
1. Konjunktiv [1]
  1. biege
  2. biegest
  3. biege
  4. biegen
  5. bieget
  6. biegen
2. Konjunktiv
  1. böge
  2. bögest
  3. böge
  4. bögen
  5. böget
  6. bögen
Futur 1
  1. werde biegen
  2. wirst biegen
  3. wird biegen
  4. werden biegen
  5. werdet biegen
  6. werden biegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde biegen
  2. würdest biegen
  3. würde biegen
  4. würden biegen
  5. würdet biegen
  6. würden biegen
Diverses
  1. bieg!
  2. biegt!
  3. biegen Sie!
  5. gebogen
  6. biegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor biegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inclinarse Abfallen; Schräg ablaufen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arquear beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen
combar beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen Ehre bezeugen; beugen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen
doblar beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen auseinandernehmen; beugen; brechen; entzwei gehen; entzwei reißen; falten; falzen; hinneigen; knicken; krümmen; niederschlagen; synchronisieren; umfalten; umkippen; umknicken; umschlagen; zerbrechen; zu Boden schlagen; zusammenfalten; zusammenklappen; zusammenlegen
doblarse beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen durchbiegen; durchzechen; einbrechen; einstürzen; falten; fälschen; multiplizieren; reproduzieren; umfalten; umknicken; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen
encorvar beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen Ehre bezeugen; beugen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen
hacer una reverencia beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen Ehre bezeugen; beugen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen
inclinarse beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen herabspringen; herabstossen; leicht abfallend; nach vorne biegen; nach vorne stehen; neigen; sich nach vorne beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; tendieren; verneigen; zu einer Denkart neigen; überhängen
torcer beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen Ehre bezeugen; abdrehen; beugen; drehen; drücken; hinneigen; ineinander schrauben; klemmen; knicken; krümmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; rütteln; schwingen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen; winden; wricken; wriggen; wringen

Synoniemen voor "biegen":


Wiktionary: biegen

biegen
  1. (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern
Cross Translation:
FromToVia
• biegen → doblarse ↔ bend — to become curved
• biegen → girar ↔ turn — change one's direction of travel
• biegen → combar ↔ buigen — krommend vervormen
• biegen → curvar; doblar; arquear; encorvar ↔ courber — rendre courbe.
• biegen → doblar; arquear; encorvar ↔ fléchir — Faire ployer, courber.
• biegen → doblar; arquear; encorvar ↔ ployer — fléchir, courber.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0854 seconde
Page rendered in 1.0 seconds