Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. weggeben:
  2. Weggeben:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor weggeben (Duits) in het Spaans

weggeben:

weggeben werkwoord (gebe weg, gibst weg, gibt weg, gab weg, gabt weg, weggegeben)

  1. weggeben (hergeben; vergeben; ausgeben; )
    donar; regalar
  2. weggeben (schenken; geben; verschenken; )
    dar; regalar; otorgar; conceder; donar; perdonar

Conjugations for weggeben:

Präsens
  1. gebe weg
  2. gibst weg
  3. gibt weg
  4. geben weg
  5. gebt weg
  6. geben weg
Imperfekt
  1. gab weg
  2. gabst weg
  3. gab weg
  4. gaben weg
  5. gabt weg
  6. gaben weg
Perfekt
  1. habe weggegeben
  2. hast weggegeben
  3. hat weggegeben
  4. haben weggegeben
  5. habt weggegeben
  6. haben weggegeben
1. Konjunktiv [1]
  1. gebe weg
  2. gebest weg
  3. gebe weg
  4. geben weg
  5. gebet weg
  6. geben weg
2. Konjunktiv
  1. gäbe weg
  2. gäbest weg
  3. gäbe weg
  4. gäben weg
  5. gäbet weg
  6. gäben weg
Futur 1
  1. werde weggeben
  2. wirst weggeben
  3. wird weggeben
  4. werden weggeben
  5. werdet weggeben
  6. werden weggeben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde weggeben
  2. würdest weggeben
  3. würde weggeben
  4. würden weggeben
  5. würdet weggeben
  6. würden weggeben
Diverses
  1. geb weg!
  2. gebt weg!
  3. geben Sie weg!
  4. weggegeben
  5. weggebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor weggeben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regalar Weggeben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conceder donieren; geben; gießen; schenken; stiften; verschenken; weggeben ausstellen; austeilen; austragen; begünstigen; beipflichten; bejahen; bekräftigen; besorgen; bevorrechten; bevorzugen; bewilligen; eingestehen; einreichen; einräumen; einschenken; einwilligen; entgegenkommen; erlauben; erweisen; geben; genehmigen; gestatten; gestehen; gewähren; gießen; gutheißen; gönnen; hergeben; herreichen; ins Haus liefern; lassen; liefern; nachgeben; reichen; schenken; senden; spenden; stiften; verehren; vergönnen; verschenken; zuerkennen; zugestehen; zulassen; zustellen
dar donieren; geben; gießen; schenken; stiften; verschenken; weggeben abhören; anbieten; ausforschen; ausfragen; ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; austragen; befragen; begünstigen; bereitstellen; besorgen; bevorrechten; bevorzugen; bewilligen; bieten; darbieten; darreichen; distribuieren; einbringen; einreichen; einschenken; erlauben; erweisen; geben; genehmigen; gewähren; gießen; gutheißen; gönnen; herbeibringen; herbeischaffen; hergeben; herreichen; herumdrehen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; holen; ins Haus liefern; jemandem etwas verabreichen; kehren; liefern; mitschicken; mitsenden; präsentieren; reichen; schaffen; schenken; schwenken; senden; sich drehen; spenden; stiften; umdrehen; umkehren; verabreichen; verehren; vergönnen; verhören; vermitteln; verschaffen; verschenken; verteilen; wenden; zubringen; zuerkennen; zufügen; zugestehen; zur Verfügung stellen; zustellen; zuteilen; zuweisen; überreichen
donar ausgeben; auspacken; ausplaudern; donieren; geben; gießen; hergeben; schenken; stiften; vergeben; verschenken; weggeben ausstellen; austeilen; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; bewilligen; einreichen; einschenken; erlauben; erweisen; geben; genehmigen; gewähren; gießen; gutheißen; gönnen; schenken; spenden; stiften; verehren; vergönnen; verschenken; zuerkennen
otorgar donieren; geben; gießen; schenken; stiften; verschenken; weggeben ausstellen; austeilen; begünstigen; beschenken; bevorrechten; bevorzugen; bewilligen; einreichen; einschenken; einwilligen; erlauben; erweisen; geben; genehmigen; gestatten; gewähren; gießen; gut heißen; gutheißen; gönnen; schenken; spenden; stiften; unterstützen; verehren; vergönnen; verschenken; zuerkennen; zugestehen; zuteilen
perdonar donieren; geben; gießen; schenken; stiften; verschenken; weggeben Verzeihung gewären; achten; ausstellen; austeilen; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; bewilligen; einreichen; einschenken; entschuldigen; erlassen; erlauben; erweisen; geben; genehmigen; gewähren; gießen; gutheißen; gönnen; schenken; spenden; stiften; verehren; vergeben; vergönnen; verschenken; verschonen; verzeihen; zuerkennen
regalar ausgeben; auspacken; ausplaudern; donieren; geben; gießen; hergeben; schenken; stiften; vergeben; verschenken; weggeben ausstellen; austeilen; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; bewilligen; einreichen; einschenken; erlauben; erweisen; geben; genehmigen; gewähren; gießen; gutheißen; gönnen; schenken; spenden; stiften; verehren; vergönnen; verschenken; zuerkennen

Wiktionary: weggeben


Cross Translation:
FromToVia
weggeben dar; regalar weggeven — afstand nemen van iets door het aan iemand te geven
weggeben entregar; suministrar; abandonar; delatar; denunciar; chivar livrer — Traductions à trier suivant le sens

Weggeben:

Weggeben [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Weggeben
    el regalar
    • regalar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Weggeben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regalar Weggeben
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regalar ausgeben; auspacken; ausplaudern; ausstellen; austeilen; begünstigen; bevorrechten; bevorzugen; bewilligen; donieren; einreichen; einschenken; erlauben; erweisen; geben; genehmigen; gewähren; gießen; gutheißen; gönnen; hergeben; schenken; spenden; stiften; verehren; vergeben; vergönnen; verschenken; weggeben; zuerkennen