Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- geziert:
- zieren:
-
Wiktionary:
- geziert → afectado, artificial
- zieren → engalanar, ornar, adornar
Duits
Uitgebreide vertaling voor geziert (Duits) in het Spaans
geziert:
-
geziert (affektiert; geschraubt)
-
geziert (gekünstelt; geschraubt; unnatürlich; künstlich; affektiert; unecht)
-
geziert (anstellen)
melindroso; afectado; dengoso; pijo; fanfarrón; rebuscado; amanerado; esnob; artificioso-
melindroso bijvoeglijk naamwoord
-
afectado bijvoeglijk naamwoord
-
dengoso bijvoeglijk naamwoord
-
pijo bijvoeglijk naamwoord
-
fanfarrón bijvoeglijk naamwoord
-
rebuscado bijvoeglijk naamwoord
-
amanerado bijvoeglijk naamwoord
-
esnob bijvoeglijk naamwoord
-
artificioso bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor geziert:
Synoniemen voor "geziert":
zieren:
-
zieren (garnieren; gestalten; aufmachen; dekorieren; fertigstellen; verzieren; fertigmachen; vollenden; feinmachen)
-
zieren (verzieren; schmücken)
dar realce; dar relieve; dar esplendor-
dar realce werkwoord
-
dar relieve werkwoord
-
dar esplendor werkwoord
-
Conjugations for zieren:
Präsens
- ziere
- zierst
- ziert
- zieren
- ziert
- zieren
Imperfekt
- zierte
- ziertest
- zierte
- zierten
- ziertet
- zierten
Perfekt
- habe geziert
- hast geziert
- hat geziert
- haben geziert
- habt geziert
- haben geziert
1. Konjunktiv [1]
- ziere
- zierest
- ziere
- zieren
- zieret
- zieren
2. Konjunktiv
- zierte
- ziertest
- zierte
- zierten
- ziertet
- zierten
Futur 1
- werde zieren
- wirst zieren
- wird zieren
- werden zieren
- werdet zieren
- werden zieren
1. Konjunktiv [2]
- würde zieren
- würdest zieren
- würde zieren
- würden zieren
- würdet zieren
- würden zieren
Diverses
- zier!
- ziert!
- zieren Sie!
- geziert
- zierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie