Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
schmeißen:
- tirar; echar; arrojar; escorar; lanzar; derribar; tambalearse; tirar abajo; tirar al suelo; dar bandazos; arrojar al suelo; dejar; estallar; tronar; detonar; caer estrepitosamente; petardear; darse un batacazo; echar rayos; caer fuertemente; joder; venirse abajo; caer; irse de trompa; pegarse un porrazo; salir bien; tener éxito; solucionarse; tirar hacia abajo; tormentar; haber tormenta
- Schmeißen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor schmeißen (Duits) in het Spaans
schmeißen:
-
schmeißen
tirar; echar; arrojar; escorar; lanzar; derribar; tambalearse; tirar abajo; tirar al suelo; dar bandazos; arrojar al suelo-
tirar werkwoord
-
echar werkwoord
-
arrojar werkwoord
-
escorar werkwoord
-
lanzar werkwoord
-
derribar werkwoord
-
tambalearse werkwoord
-
tirar abajo werkwoord
-
tirar al suelo werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
arrojar al suelo werkwoord
-
-
schmeißen (abwerfen; werfen)
-
schmeißen (pfeffern; werfen)
-
schmeißen (hinschmeißen)
lanzar; arrojar; estallar; tronar; detonar; caer estrepitosamente; petardear; darse un batacazo; echar rayos-
lanzar werkwoord
-
arrojar werkwoord
-
estallar werkwoord
-
tronar werkwoord
-
detonar werkwoord
-
caer estrepitosamente werkwoord
-
petardear werkwoord
-
darse un batacazo werkwoord
-
echar rayos werkwoord
-
-
schmeißen (werfen)
caer fuertemente-
caer fuertemente werkwoord
-
-
schmeißen (werfen)
joder; venirse abajo; caer; irse de trompa; pegarse un porrazo-
joder werkwoord
-
venirse abajo werkwoord
-
caer werkwoord
-
irse de trompa werkwoord
-
pegarse un porrazo werkwoord
-
-
schmeißen (fertigbringen; gelingen; bestehen; schicken; geraten; ankommen; durchsetzen; hinkommen; glücken; zurechtkommen)
salir bien; tener éxito; solucionarse-
salir bien werkwoord
-
tener éxito werkwoord
-
solucionarse werkwoord
-
-
schmeißen (hinunterwerfen; stürzen; schleudern; schmettern; abwerfen; hinwerfen)
lanzar; arrojar; derribar; tirar abajo; tirar al suelo; tirar hacia abajo; arrojar al suelo; dar bandazos-
lanzar werkwoord
-
arrojar werkwoord
-
derribar werkwoord
-
tirar abajo werkwoord
-
tirar al suelo werkwoord
-
tirar hacia abajo werkwoord
-
arrojar al suelo werkwoord
-
dar bandazos werkwoord
-
-
schmeißen (blitzen; gewittern; fallen; donnern; stürzen; schleudern; knallen; wettern; schmettern; schmatzen; grunzen; grollen; tosen; ertönen; geifern)
Conjugations for schmeißen:
Präsens
- schmeiße
- schmeißest
- schmeißt
- schmeißen
- schmeißt
- schmeißen
Imperfekt
- schmiß
- schmißest
- schmißt
- schmissen
- schmissen
- schmissen
Perfekt
- habe geschmissen
- hast geschmissen
- hat geschmissen
- haben geschmissen
- habt geschmissen
- haben geschmissen
1. Konjunktiv [1]
- schmeiße
- schmeißest
- schmeiße
- schmeißen
- schmeißet
- schmeißen
2. Konjunktiv
- schmisse
- schmissest
- schmisse
- schmissen
- schmißt
- schmissen
Futur 1
- werde schmeißen
- wirst schmeißen
- wird schmeißen
- werden schmeißen
- werdet schmeißen
- werden schmeißen
1. Konjunktiv [2]
- würde schmeißen
- würdest schmeißen
- würde schmeißen
- würden schmeißen
- würdet schmeißen
- würden schmeißen
Diverses
- schmeiß!
- schmeißt!
- schmeißen Sie!
- geschmissen
- schmeißend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schmeißen:
Synoniemen voor "schmeißen":
Schmeißen:
-
Schmeißen